Lassen in tekeningen
Tekla Structures geeft de lassen weer die u in een model als lasnaden en laslabels in tekeningen hebt toegevoegd. U kunt zowel modellaslabels als tekeninglaslabels handmatig in tekeningen toevoegen. Modellaslabels verwijzen naar lassen die in het model zijn gemaakt. Tekeninglaslabels hebben geen gekoppelde fysieke las in het model.
Hoe lassen in tekeningen worden weergegeven
Tekla Structures geeft de lassen weer die u in een model als lasnaden en laslabels in tekeningen hebt toegevoegd. U kunt laslabels ook handmatig in een geopende tekening toevoegen.
Lasconcepten
Modellassen worden in tekeningen als laslabels en lassen of lasnaden weergegeven. Lassen en laslabels kunnen afzonderlijk worden ingesteld. U wilt mogelijk bijvoorbeeld de lassen in één tekeningaanzicht en de laslabels in een ander aanzicht weergeven.
3D-model lassen zijn weergaven van werkelijke lassen. Las-solids in tekeningen zijn weergaven van de lassen in modellen. Een lasnaad is het onderdeel van het laspad waar de solid las wordt getekend. Het laspad kan uit meerdere lasnaden bestaan.
Solid-lassen worden voor de volgende lassen in tekeningen weergegeven:
-
Solid lassen worden in tekeningen weergegeven voor die lastypen die werkelijke solid ondersteuning hebben. Lassen die geen echte solid ondersteuning hebben, worden in het model weergegeven met een hexagonale tijdelijke aanduiding en in tekeningen worden solid lassen niet weergegeven.
-
Aangepaste doorsnedelassen worden ook ondersteund.
Solid lassen kunnen als omtrekken of paden, met of zonder verborgen lijnen worden weergegeven.
In het eerste voorbeeld zijn de lassen aan de rechterkant en in het midden met omtrekken en eigen verborgen lijnen getekend. De las aan de linkerkant geeft het laspad en de verborgen lijnen weer.
Het tweede voorbeeld is een doorsnede van de structuur. De lassen aan de linkerzijde en in het midden zijn met omtrekken getekend en de las aan de rechterzijde geeft het pad weer. De lasmaatlijnen zijn handmatig toegevoegd.
De lassymbolen binnen de laslabels geven de laseigenschappen aan die voor de modellas in het model of voor het tekeninglaslabel in de tekening zijn gedefinieerd. Hieronder ziet u een voorbeeld van een modellasnaad (rood) en een modellaslabel (groen) in een tekening.
Naast de lassymbolen bevat het laslabel een referentielijn en een pijl. De pijl verbindt de referentielijn met de pijlzijde van een verbinding. De lassen op de pijl en andere zijden van een onderdeel kunnen verschillende laseigenschappen hebben.
Lasplaatsing
Als onderdelen aan elkaar worden gelast, kunt u lassen plaatsen op:
-
Alleen de pijlzijden
-
Alleen de andere zijden
-
Zowel de pijlzijden als andere zijden
De volgende afbeeldingen beschrijven de basisprincipes voor de plaatsing van lassen.
(1) Boven lijn
(2) Onder lijn
(3) Pijlzijde voor las
(4) Andere zijde voor las
Tekla Structures plaatst de lassen standaard boven lijn volgens de ISO-standaard. U kunt dit wijzigen naar onder lijn om te voldoen aan de AISC-standaard met de gavanceerde optie XS_AISC_WELD_MARK
.
Modellaseigenschappen
Als u modellaseigenschappen wilt wijzigen, moet u de las in het model wijzigen. Wanneer u het model bijwerkt, worden de lasobjecten en de laslabels in de tekening volgens de modelwijzigingen bijgewerkt. U kunt in tekeningen de inhoud en het uiterlijk van de modellaslabels en de zichtbaarheid, de weergave en het uiterlijk van modellasobjecten wijzigen.
Solid lassen kunnen in onderdeel-, merk- en overzichttekeningen worden weergegeven. In overzichttekeningen kunt u alleen de weergave van lassen op aanzicht- en objectniveau wijzigen, niet op tekeningniveau.
Handmatige laslabels
U kunt als volgt laslabels toevoegen in een geopende tekening:
-
Selecteer de lassen en voeg een modellaslabel toe via het contextmenucommando Laslabel toevoegen toevoegen.
-
Voeg een tekeninglaslabel toe door het commando Laslabel op het tabblad Opmerkingen te gebruiken.
Handmatige tekeninglaslabels toevoegen
U kunt handmatige laslabels in een geopende tekening toevoegen. Tekla Structures maakt handmatige laslabels met de eigenschappen in Eigenschappen van laslabels.
Voorbeeld: laslabel toegevoegd in een tekening
In dit voorbeeld is de eerste afbeelding hieronder het dialoogvenster Eigenschappen van laslabels in een tekening. De laslabeleigenschappen zijn genummerd in het dialoogvenster. In de tweede afbeelding wordt getoond hoe de laslabeleigenschappen in een laslabel worden weergegeven in een tekening. Dezelfde nummers als in het dialoogvenster worden gebruikt in de laslabel om de eigenschap van de laslabel in de las aan te geven. Onder de afbeeldingen wordt de betekenis van verschillende nummers uitgelegd.
(1) Lasprefix
(2) Lasgrootte
(3) Lastype
(4) Lashoek
(5) Contoursymbool voor las
(6) Afwerkingssymbool voor las
(7) Effectieve lashoogte
(8) Lasopening
(9) Rand/Rondom, hier een rondomsymbool voor de las
(10) Werkplaats/Montage, hier een montagesymbool voor de las
Handmatige modellaslabels toevoegen
U kunt in een geopende tekening labels aan modellaslabels toevoegen. Tekla Structures maakt modellaslabels met de eigenschappen die voor de modellas in het model zijn gedefinieerd. U kunt de instellingen van de zichtbaarheid en het uiterlijk van het laslabel in de tekening aanpassen.
Voorbeeld: modellassen in tekeningen
Modellassen zijn lassen die u in het model hebt toegevoegd. Deze worden in tekeningen weergegeven met lasverbindingsdetails en laslabels.
Voorbeeld 1
In dit voorbeeld ziet u in de eerste afbeelding hieronder een voorbeeld van de laseigenschappen in het model. U kunt lassen aan het model toevoegen door een van de commando's voor lassen op het lint Staal te selecteren. Sommige laseigenschappen zijn in de afbeelding genummerd en de tweede afbeelding geeft weer hoe deze eigenschappen in een laslabel in een tekening worden weergegeven. Dezelfde nummers worden in het laslabel gebruikt om de positie en de weergave van de eigenschapsgegevens in de las aan te geven.
(1) Rand/Rondom, rondomsymbool voor de las wordt gebruikt
(2) Werkplaats/Montage, montagesymbool voor de las wordt gebruikt
(3) Lasprefix
(4) Lastype
(5) Lasgrootte
(6) Lashoek
(7) Contoursymbool voor las
(8) Afwerkingssymbool voor las
(9) Effectieve lashoogte
(10) Lasopening
Voorbeeld 2
In het onderstaande voorbeeld ziet u een zigzag onderbroken las. De lengte wordt ingesteld op 50 en de steek op 100.
(1) Zigzaggende, ononderbroken las
(2) Lengte van lassegment
(3) Steek (hart-op-hart-afstand) van lassegmenten
Voorbeeld 3
In het onderstaande voorbeeld ziet u een niet-zigzaggende, ononderbroken las. De lengte wordt ingesteld op 50 en de steek op 100. De steek wordt in het laslabel weergegeven als de steekwaarde groter is dan 0,0.
Voorbeeld 4
Hieronder ziet u een voorbeeld van een ononderbroken las.
Voorbeeld 5
In dit voorbeeld is de zigzaggende, ononderbroken lasoptie geselecteerd en de variabele XS_AISC_WELD_MARK
is ingesteld op FALSE
om een ISO-conform laslabel te produceren.
Voorbeeld 6
In dit voorbeeld is de zigzaggende, ononderbroken lasoptie zoals in het vorige voorbeeld geselecteerd, maar de variabele XS_AISC_WELD_MARK
is ingesteld op TRUE
om een AISC-conform laslabel te produceren.
Raadpleeg voor instructies over hoe u lassymbolen kunt aanpassen de paragraaf 'Lastypesymbolen aanpassen' verderop in dit Help-artikel.
De zichtbaarheid en het uiterlijk van modellaslabels in een tekening wijzigen
Laseigenschappen worden in het model ingesteld. In de tekeningen kunt u de laseigenschappen selecteren die u in modellaslabels wilt weergeven. Ook kunt u het uiterlijk van de modellaslabels in de eigenschappen van Laslabel aanpassen.
Als u wilt selecteren welke laslabeleigenschappen moeten worden weergegeven en laslabeleigenschappen op tekeningaanzichtniveau wilt wijzigen, doet u het volgende:
Voorbeeld
Het eerste voorbeeld geeft een laslabel weer waarin veel eigenschappen zichtbaar zijn:
In het tweede voorbeeld zijn alle andere eigenschappen van het laslabel verborgen behalve Type van Boven lijn en Onder lijn, en Referentietekst van Andere:
-
Bovendien kunt u per lastype ook lassen uit tekeningen weglaten. Gebruik hiervoor de variabele XS_OMITTED_WELD_TYPE. Vervolgens moet u eerst een waarde voor de Minimum lasgrootte instellen.
-
U kunt ook enkele lastypesymbolen aanpassen.
De weergave en het uiterlijk van het modellasobject in een tekening wijzigen
U kunt de weergave en het uiterlijk van het modellasobject handmatig op objectniveau wijzigen.
Voorbeelden
In het eerste onderstaande voorbeeld zijn de lassen aan de rechterkant en in het midden met omtrekken en verborgen lijnen getekend. De las aan de linkerkant geeft het pad en de verborgen lijnen weer.
Het tweede voorbeeld is een doorsnede van de structuur. De lassen aan de linkerzijde en in het midden zijn met omtrekken getekend en de las aan de rechterzijde geeft het pad weer. De lassen aan de rechter- en linkerkant lopen om de onderdeelhoek. De lassen hebben handmatige maatlijnen.
U kunt voor modellassen automatische laseigenschappen definiëren voordat u een tekening maakt. U kunt de laseigenschappen ook op aanzichtniveau in een geopende tekening wijzigen door op het kader van het tekeningaanzicht dat de lasobjecten bevat te dubbelklikken en in de optiestructuur Las te selecteren. Op tekening- en aanzichtniveau kunt u ook de zichtbaarheidsinstellingen wijzigen.
Laslabels verslepen
U kunt modellassen langs de lasnaad verslepen met het basispunt van de aanhaallijn van het laslabel. Op deze manier kunt u de laslabels beter plaatsen voor een grotere duidelijkheid in de tekeningen. Handmatige tekeninglaslabels die niet aan modellassen zijn gekoppeld, kunnen vrij worden versleept.
Als u Tekening verslepen (menu ) hebt geselecteerd, wordt het selecteren en verslepen van het basispunt van de aanhaallijn veel eenvoudiger.
Beperking: U kunt het basispunt van de aanhaallijn van een las niet naar de achterzijde van een dubbelzijdige las verslepen.
Voorbeeld
In de eerste, onderstaande afbeelding worden de lassen in het model weergegeven.
In de tweede afbeelding ziet u de modellaslabels in een tekening. Het gebied waarbinnen het basispunt van de aanhaallijn van de laslabel kan worden versleept, wordt met donkergroen aangegeven.
Laslabels samenvoegen
U kunt Tekla Structures hetzelfde label en hetzelfde symbool voor identieke lassen in een tekening laten gebruiken door de laslabels samen te voegen.
Beschrijving |
Voorbeeld |
---|---|
Oorspronkelijke tekening |
|
Samengevoegde laslabels |
Lastypesymbolen aanpassen
De meeste lastypesymbolen zijn in code vastgelegd, maar enkele ervan kunt u in de Symbool Editor bewerken.
De onderste zeven symbolen in de lijst Type in de modeleigenschappen van de Las en de Eigenschappen van laslabels van de tekening (zie afbeelding hieronder) worden overgenomen uit het bestand TS_Welds.sym. U kunt elk van deze zeven symbolen in de Symbool Editor bewerken om een gebruikerslassymbool te maken. De rest van de lassymbolen is in code vastgelegd. Het symbool in de lijst Type wijzigt niet wanneer u het symbool bijwerkt.
- Open de Symbool Editor als beheerder.
- Klik op TS_Welds.sym hebt. en blader naar de map waar u het bestand
- Selecteer het bestand en klik op OK.
- Wijzig het gewenste symbool.
Bij het uitvoeren hiervan moet u het symbool in dezelfde schaal houden als de andere symbolen. Als uw symbool te groot is om in het vak te passen, kunt u het voorbij de randen laten verlengen:
- Sla het symbool op door te selecteren.
Klik voor meer informatie over de Symbool Editor op Symbol Editor User's Guide.