Onderdeeloriëntatie in tekeningaanzichten definiëren

Tekla Structures
2022
Tekla Structures

Onderdeeloriëntatie in tekeningaanzichten definiëren

In onderdeel-, merk- en betontekeningen kunt u de oriëntatie aanpassen van de onderdelen in de tekeningvensters door het geschikte coördinatensysteem te selecteren en de onderdelen te roteren. U kunt de kijkrichting voor kolommen, liggers en windverbanden ook afzonderlijk instellen in merktekeningen. De instelling voor projectnoord is ook van invloed op de oriëntatie van onderdelen.

U kunt het volgende doen:

  • de hoek wijzigen van waaruit het onderdeel, merk of betonelement wordt weergegeven, hoe het onderdeel, merk of betonelement wordt geroteerd en hoe de maatlijnen in het tekeningaanzicht worden georiënteerd

  • Roteer een onderdeel, merk, of betonelement in een tekeningaanzicht rond zijn lokale as.

  • Selecteer welke zijde van een stalen of houten onderdeel altijd in het tekeninghoofdaanzicht wordt weergegeven.
  • Definieer de richting van het vooraanzicht apart voor kolommen, liggers en windverbanden.
  • Wijzig de plaatoriëntatie in tekeningaanzichten.

Er zijn ook veel manieren beschikbaar om de oriëntatie van het onderdeel in tekeningen aan te geven. Zie Onderdeeloriëntatie aangeven voor meer informatie.

Het coördinatensysteem wijzigen

U kunt de hoek van waaruit de objecten worden weergegeven wijzigen, hoe het object wordt geroteerd en hoe de maatlijnen in het tekeningaanzicht zijn georiënteerd.

Het coördinatensysteem definieert:

  • De hoek van waaruit het onderdeel, merk of betonelement wordt weergegeven.

  • Hoe het onderdeel, merk of betonelement wordt geroteerd.

  • De oriëntatie van de maatlijnen in het tekening aanzicht.

Ga als volgt te werk om het coördinatensysteem te wijzigen:

  1. Klik op het tabblad Tekeningen & Lijsten op Tekening­eigenschappen en selecteer het tekeningtype.
  2. Laad de tekeningeigenschappen die u wilt wijzigen.
  3. Klik op Maken aanzicht en ga naar het tabblad Attributen.

    De instellingen beïnvloeden alle aanzichten in een tekening.

  4. Selecteer in Coördinatensysteem een van de beschikbare coördinatensystemen:
    • lokaal

      Tekla Structures gebruikt het lokale coördinatensysteem van het hoofdonderdeel. De x-as van het onderdeel loopt parallel aan de x-as van de tekening en het beginpunt (het eindpunt dat het eerst is gemaakt) van het onderdeel bevindt zich links. Het beginpunt is geel gemarkeerd en het eindpunt dat als tweede is gemaakt, is roze gemarkeerd.

    • model

      In Tekla Structures wordt het globale coördinatensysteem gebruikt. Het onderdeel heeft dezelfde positie in de tekening als in het model. Deze optie kunt u gebruiken om kolommen verticaal weer te geven. Met deze optie kunt u ook schuine onderdelen weergeven op de positie. In Tekla Structures kunnen geen horizontale, schuine onderdelen worden weergegeven.

    • georiënteerd

      Tekla Structures gebruikt het lokale coördinatensysteem van het hoofdonderdeel, maar het coördinatensysteem is zo georiënteerd dat de x-as van het onderdeel naar rechts wijst, zelfs als het onderdeel van rechts naar links is gemaakt.

    • horizontaal

      In Tekla Structures worden de tekening aanzichten automatisch zodanig geroteerd dat het vooraanzicht vanaf de bovenkant van het model loopt. Dit wordt gebruikt voor schuine verbanden. Het vooraanzicht wordt automatisch rondom de x-as geroteerd.

    • verticaal

      In Tekla Structures worden de tekening aanzichten automatisch zodanig geroteerd dat het vooraanzicht zich in hetzelfde vlak bevindt als het verband in het model. Dit wordt gebruikt voor schuine verbanden. Het vooraanzicht wordt automatisch rondom de x-as geroteerd.

    • Voor betonnen onderdelen wordt het vooraanzicht met de optie Vast zodanig geroteerd dat de stortrichting (de stortzijde) van het betonnen onderdeel wordt weergegeven, indien deze in het model is gedefinieerd.

  5. Als u de wijzigingen wilt op slaan, klikt u op Opslaan.
  6. Klik op OK en maak de tekening.

Onderdelen in tekening aanzichten roteren

U kunt een onderdeel, merk, of betonelement in een tekening aanzicht rond zijn lokale assen roteren.

  1. Klik op het tabblad Tekeningen & Lijsten op Tekening­eigenschappen en selecteer het tekeningtype.
  2. Laad de tekeningeigenschappen die u wilt wijzigen.
  3. Klik op Maken aanzicht en ga naar het tabblad Attributen.

    De instellingen beïnvloeden alle aanzichten in een tekening.

  4. Voer in Roteer coördinatensysteem de hoek in:
    • Met de Rondom X kunt u in stappen van 90 graden roteren (0, 90, 180, 270).

    • Met de Rondom Y kunt u in stappen van 180 graden roteren (0, 180).

    • Met de Rondom Z kunt u elke hoek opgeven.

  5. Als u de wijzigingen wilt op slaan, klikt u op Opslaan.
  6. Klik op OK en maak de tekening.

Voorbeelden

Hieronder ziet u enkele voorbeelden van het roteren van een object rondom de x-as:

  1. 0 graden
  2. 90 graden
  3. 180 graden
  4. 270 graden

Hieronder ziet u een voorbeeld het roteren van hetzelfde onderdeel 180 graden rondom de y-as:

Hieronder ziet u een voorbeeld het roteren van hetzelfde onderdeel 30 graden rondom de z-as:

Selecteer het stalen of houten onderdeelvlak dat in het tekeningvooraanzicht wordt weergegeven

U kunt selecteren welk vlak van een stalen of houten onderdeel in het hoofdaanzicht (vooraanzicht) van de tekening wordt weergegeven door het gebruikersattribuut Hoofdaanzicht tekening te gebruiken.

Het gebruikersattribuut Hoofdaanzicht tekening definieert het tekeningcoördinatensysteem voor stalen en houten onderdelen. Met deze UDA wordt alleen rekening gehouden als u het coördinatensysteem Vast in tekeningeigenschappen gebruikt. Als het vaste coördinatensysteem wordt gebruikt, wordt het onderdeel zo geroteerd dat het vooraanzicht het onderdeelvlak weergeeft dat met de UDA Hoofdaanzicht tekening is geselecteerd.

  1. Dubbelklik in het model op een stalen of houten onderdeel om onderdeeleigenschappen te openen en klik op de knop Gebruikersattributen.
  2. Op het tabblad Parameters klikt u op Hoofdaanzicht tekening en selecteert u een van de opties:
    • Boven
    • Terug
    • Onder
    • Start
    • Eind
    • Voor
  3. Klik op Tekeningen & Lijsten > Tekening­eigenschappen en selecteer merk- of onderdeeltekeningeigenschappen.
  4. Klik in de optiestructuur op Maken aanzicht, ga naar het tabblad Attributen en stel Coördinatensysteem in op Vast.
  5. Klik op OK om de instellingen in te schakelen en de tekening met de huidige instellingen te maken.
Opmerking:

Als u de variabele XS_SET_FIXEDMAINVIEW_UDA_TO_AFFECT_NUMBERING op STEEL, TIMBER of MISC instelt en als identieke stalen, houten of diverse materiaalonderdelen verschillende opties voor Hoofdaanzicht tekening hebben geselecteerd, krijgen ze verschillende merkpositienummers.

Als u deze variabele hebt ingesteld, is het commando Stortzijde in het model ook beschikbaar voor niet-betonnen materiaal.

Kijkrichting voor kolommen in merktekeningen instellen

In merktekeningen kunt u de kijkrichting van het vooraanzicht afzonderlijk definiëren voor kolommen.

Note:

Wijzig de instelling van de kijkrichting niet in de loop van het project. Als u de instellingen wijzigt, kunnen sommige tekeningen verdwijnen.

  1. Klik in het menu Bestand op Instellingen > Opties en ga naar de instellingen Oriëntatiesymbolen.
  2. Ga naar Kijkrichting en gebruik de optie Kolommen op merktekening om de vooraanzichtrichting van kolommen in te stellen:
    • De waarden zijn Zoals ligger en wvb-staaf, Noorden, Oost, Zuiden en Westen. Selecteer Zoals ligger en wvb-staaf om dezelfde kijkrichting te gebruiken die u voor liggers en windverbanden gebruikt. Dit is de standaardwaarde.
    • Als u het coördinatensysteem op lokaal in de eigenschappen Maken aanzicht hebt ingesteld, gebruikt Tekla Structures het coördinatensysteem van de kolom bij het instellen van de richting van het vooraanzicht.

    • Als u het coördinatensysteem op georiënteerd hebt ingesteld, bevindt de kolom zich in een horizontale positie en is de kijkrichting van het vooraanzicht de optie die u selecteert (Noorden, Oost, Zuiden of Westen).

    • Als u het coördinatensysteem op model hebt ingesteld, bevindt de kolom zich in een verticale positie en is de kijkrichting van het vooraanzicht de optie die u selecteert (Noorden,Oost, Zuiden of Westen).

  3. Klik op OK.

Kijkrichting voor liggers en windverbanden in merktekeningen instellen

In merktekeningen kunt u de kijkrichting van het vooraanzicht afzonderlijk definiëren voor liggers en windverbanden.

Note:

Wijzig de instelling van de kijkrichting niet in de loop van het project. Als u de instellingen wijzigt, kunnen sommige tekeningen verdwijnen.

  1. Klik in het menu Bestand op Instellingen > Opties en ga naar de instellingen Oriëntatiesymbolen.
  2. Gebruik onder Kijkrichting de optie Liggers en wvb-staven op merktekening om de richting van het vooraanzicht in te stellen:
    • De waarden zijn Noorden of oosten, Noorden of westen, Zuiden of oosten en Zuiden of westen. De standaardwaarde is Noorden of oosten.
    • Als de ligger of het windverband parallel aan de X-as van het model loopt, loopt de ligger of het windverband ook parallel aan de X-as in de tekening.

    • Als u het coördinatensysteem op model hebt ingesteld en de ligger of het windverband loopt schuin, dan loopt de ligger of het windverband ook schuin in de tekening.

  3. Klik op OK.

Plaatoriëntatie in tekeningen wijzigen

Platen die met het commando Plaat zijn gemaakt, worden automatisch geroteerd in tekeningen. De langste zijde van de plaat wijst altijd naar beneden in de tekening. U kunt deze oriëntatie beïnvloeden.

Automatische plaatoriëntatie:

Voorbeeld

Beschrijving

Willekeurige plaat in het modelvenster:

  1. Eerste maakpunt
  2. Tweede maakpunt

Dezelfde willekeurige plaat in een onderdeeltekening.

In plaats van het gebruik van de automatische plaatoriëntatie kunt u de richting van de hoofdas van de plaat instellen, zodat naar het eerste en het tweede punt dat u aanwijst wordt gekeken, ongeacht de maatlijnen van de plaat. Hiermee kunt u de plaatoriëntatie in tekeningen of lijsten definiëren.

Om de oriëntatie van de willekeurige plaat met het eerste en het tweede aangewezen punt te definiëren:

  1. Maak de willekeurige plaat.

    Het eerste en het tweede punt dat u aanwijst definieert tevens de hoofdas van de plaat.

  2. Dubbelklik op de plaat om de eigenschappen van de willekeurige plaat te openen.
  3. Klik op Gebruikersattributen en klik op het tabblad Oriëntatie.
  4. Selecteer Van 1e naar 2e punt in de lijst Richting hoofd-as.
  5. Klik op Wijzig en sluit het dialoogvenster.
  6. Klik op Tekeningen & Lijsten > Start nummeren > Gewijzigde objecten nummeren om de nummering bij te werken.
  7. Om de oriëntatie van de plaat weer te geven, maakt u een onderdeeltekening van de plaat.

Voorbeeld

Beschrijving

Willekeurige plaat in het modelvenster:

  1. Eerste maakpunt
  2. Tweede maakpunt

Onderdeeltekening van de plaat. Het gebruikersattribuut Richting hoofd-as is ingesteld op Van 1e naar 2e punt.

Opmerking:

U kunt de oriëntatie van de platen ook beïnvloeden met de variabele XS_POLYGON_SQUARE_CORNER_PREFERENCE_FACTOR en XS_POLYGON_PERPENDICULAR_EDGE_PREFERENCE_FACTOR.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende