IFC Gebouw en Verdieping indeling
In de IFC export vanuit Tekla Structures is het mogelijk om Project, Bouwplaats, Gebouw, Verdieping en Doorsnede informatie te exporteren.
In diverse IFC viewers kan deze verdeling in een boomstructuur getoond worden:
Het maken van een gebouwhiërarchie kan in Tekla Structures op diverse manieren. Onderstaand worden de drie mogelijke methoden uitgelicht:
- Met behulp van de Gebouwhiërarchie functionaliteit
- Met behulp van de Organisator
- Door middel van Gebruikersattributen (UDA’s)
Iedere methode heeft zijn eigen voor- en nadelen.
Methode | Meerdere gebouwen definieerbaar | Geen handmatige acties benodigd voor toewijzen gebouw en verdieping aan objecten | Niveaus overnemen uit IFC referentiemodel | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|
1 - Gebouwhiërarchie |
Nee |
Ja | Ja |
- Eenvoudig opzetten van bouwlagen (offsets mogelijk). - Werkt zeer snel, automatische synchronisatie. - Gebouwstructuur is ook zichtbaar in Organisator t.b.v. modelcontrole. - Gebouwhiërarchie wordt gedeeld met andere gebruikers in Tekla Model Sharing. |
2 - Organisator |
Ja |
Nee | Nee |
- Eenvoudig bouwlagen (van meerdere gebouwen) op te zetten (geen offsets mogelijk). - Handmatige synchronisatie van Organisator benodigd. Synchronisatiesnelheid is afhankelijk van de modelgrootte; kan bij grote modellen traag verlopen. |
3 - Gebruikersattributen |
Ja |
Nee | Nee |
- Met deze methode wordt er geen vloerniveau naar IFC geëxporteerd. - Voor ieder onderdeel moet er handmatig een gebouw en verdieping worden gedefinieerd. |
Onderstaand worden deze methoden verder toegelicht.
Gebouwhiërarchie
De gebouwenhiërarchie kan gebruikt worden om hiërarchische locatiestructuren in het model te definiëren. De gebouwenhiërarchie heeft een standaardhiërarchiestructuur: project > site > gebouw > niveau > tussenruimte.
Niveaus en ruimten tussen aanzichten kunnen aan het model worden toegevoegd door ze uit een referentiemodel te importeren of ze rechtstreeks in het model te creëren. Modelobjecten worden automatisch aan verdiepingen toegekend indien deze binnen de gestelde kaders vallen. Er hoeft geen handmatige synchronisatie plaats te vinden.
Om een gebouwenhiërarchie te maken, dient de geavanceerde optie XS_USE_INTEGRATED_BUILDING_HIERARCHIES ingesteld te worden op TRUE. De geavanceerde optie is standaard ingesteld op FALSE.
Nadat de geavanceerde optie is ingesteld op TRUE, dient het model opgeslagen en heropend te worden om de wijziging toe te passen. Om het dialoogvenster Hiërarchie naar gebouwen te openen, gaat u naar het tabblad Beheren op het lint en klikt u op Hiërarchie naar gebouwen.
Niveaus zijn horizontale vlakken op een gespecificeerde hoogte binnen een gebouw. Een niveau kan als volgt worden toegevoegd:
- Klik op het lint op Beheren > Niveau.
- Tekla Structures geeft de niveau-eigenschappen weer in het eigenschappenvenster.
- Wijs een punt aan op de niveauverdieping in het model of voer de verdieping in het eigenschappenvenster in en klik in het eigenschappenvenster op de knop Niveau invoegen.
- Om een ander niveau te maken, kan een ander punt aan worden gewezen. Druk op Esc om te stoppen met het maken van niveaus.
Voorbeeld gebouwhiërarchie:
Per verdieping kunnen offsets worden ingesteld. De tweede verdiepingsvloer ligt onder de peilmaat van de tweede verdieping. Hierdoor behoorde deze vloer eigenlijk automatisch tot de eerste verdieping. Door een offset in te vullen voor de tweede verdieping, worden merken waarvan het zwaartepunt binnen deze offset valt automatisch toegekend aan de tweede verdieping. Hierdoor kan bijvoorbeeld de tweede verdiepingsvloer, welke onder de peilmaat van de tweede verdieping ligt, toch automatisch aan de tweede verdieping worden toegekend.
Tip: Een uitgebreid stappenplan en meer informatie over de gebouw- en bouwlaagindeling via Gebouwhiërarchie vindt u hier.
De structuur uit de Gebouwhiërarchie functionaliteit kan tevens in de Organisator worden gebruikt. Indien de Gebouwhiërarchie in gebruik is, wordt het project symbool in de Organisator in het groen weergegeven. De Organisator kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor modelcontrole, het maken van lijsten en/of selecteren van de merken per verdieping.
Om de gebouwhiërarchie naar IFC te exporteren, dient in de IFC export instellingen (Menu > Exporteren > IFC > Tabblad Geavanceerd) de optie Ruimtehiërarchie van de Organisator ingeschakeld te worden.
Na het exporteren kunnen in diverse IFC viewers de Bouwplaats, Gebouw en Verdieping-eigenschappen in een boomstructuur worden afgelezen.
Organisator
Om een de gebouwhiërarchie in de Organisator te maken, dient de geavanceerde optie XS_USE_INTEGRATED_BUILDING_HIERARCHIES ingesteld te worden op FALSE, dit is de default instelling.
Indien de geavanceerde optie wordt gewijzigd naar FALSE, dient het model opgeslagen en heropend te worden om de wijziging toe te passen.
Ga in het lint naar Beheren > Organisator.
Schakel in de instellingen de optie Storteenheden ingeschakeld uit. Meer informatie over deze optie vindt u hier. Sluit vervolgens het instellingen dialoogvenster.
Bij de Categorieën zijn standaard een Project, Bouwplaats en een Gebouw aanwezig.
Deze kunnen hernoemd en/of uitgebreid worden.
- Naam aanpassen: Selecteer de regel, druk op F2 of rechtermuisknop, pop-up menu Naam wijzigen.
- Uitbreiden met extra Locatie (/Bouwplaats) of Gebouw:
Selecteer regel van de Bouwplaats, rechtermuisknop, pop-up menu Nieuwe locatie of Nieuw gebouw.
Aan de Gebouwen kunnen Vloeren worden toegevoegd. Dit kan op 2 manieren:
- Handmatig
- Automatisch
Handmatig
Handmatig toevoegen van een Nieuwe vloer: Selecteer een Gebouw > Rechtermuisknop, pop-up menu Nieuwe vloer. Een nieuwe vloer wordt aangemaakt.
Vervolgens kunnen de eigenschappen van de vloer worden gewijzigd: Selecteer de Vloer > Rechtermuisknop, pop-up menu Eigenschappen. In de eigenschappen van de Vloer kan de naam en peilmaat worden aangepast.
Modelobjecten dienen hierbij handmatig toegevoegd te worden aan de betreffende vloer: Selecteer de objecten > Rechtermuisknop, pop-up menu Verplaats de geselecteerde objecten.
De handmatig toegevoegde bouwlagen worden met een zwart symbool weergegeven.
Automatisch
Automatisch toevoegen van vloeren aan de hand van stramienniveaus: Selecteer een Gebouw > rechtermuisknop, pop-up menu De omtrek voor locaties definiëren.
Kies op het tabblad Gebouw het gewenste stramien welke als basis dient voor de gebouwomtrek [1]. Let op: in veel gevallen zijn er objecten welke buiten de footprint van het stramien vallen. Denk hierbij aan buitenwanden, luifels, dakgoten, etc. Het is daarom van belang om altijd de gebouwomtrek te controleren en eventueel via de offsets [2] te vergroten. De gebouwomtrek kan visueel gecontroleerd worden in het modelvenster [3].
Vervolgens kunnen de omtrekken voor de vloeren worden gedefinieerd in een vloersysteem. Klik op het tabblad Vloeren op +Vloersysteem. Geef een naam op en klik op Maken:
Klik op +Vloeren op basis van stramien: De vloerniveaus van het stramien worden overgenomen. Naar keuze kunnen de namen van de verdiepingen worden aangepast. Klik hierna op Wijzigen en Sluiten.
De bouwlagen kunnen visueel worden gecontroleerd in modelvensters:
De merken behorende bij een bepaalde verdieping worden automatisch aan die verdieping toegevoegd.
De automatisch toegevoegde bouwlagen worden met een blauw symbool weergegeven.
Het is ook mogelijk om merken ook handmatig aan de verdiepingen toe te wijzen. Dit kan van pas komen wanneer de gebouwvorm of opbouw van verdiepingen qua vorm complexer is. Het is dan mogelijk om merken te selecteren en ze vervolgens aan een verdieping toe te voegen.
Deze handmatige acties kunnen eenvoudig inzichtelijk gemaakt en gewijzigd worden in de Organisator. Voor meer informatie, zie Handmatige wijzigingen in een categorie beheren in dit artikel.
Indien de indeling gereed is dienen de Categorieën gesynchroniseerd te worden met het model.
Bij het exporteren van het IFC bestand kan op het tabblad Geavanceerd een vinkje worden geplaatst bij Locaties van organisator.
Na het exporteren kunnen in diverse IFC viewers de Bouwplaats, Gebouw en Verdieping-eigenschappen in een boomstructuur worden afgelezen.
Gebruikersattributen (UDA’s)
In de Projecteigenschappen kan de naam van het project worden ingevuld bij Naam.
U kunt op het tabblad IFC export in de gebruikersattributen van de Projecteigenschappen IFC naam bouwplaats, IFC naam gebouw en IFC naam verdieping van gebouw opgeven:
Deze parameters gelden voor alle onderdelen in het model. De IFC naam gebouw en IFC naam verdieping van gebouw die bij gebruikersattributen van het onderdeel zijn ingevuld hebben een hogere prioriteit dan de Projecteigenschappen.
Praktisch gezien kan naam Bouwplaats, naam Gebouw en de Verdieping waarop de meeste objecten voorkomen bij de Projecteigenschappen worden ingevuld, waarna alleen de afwijkende verdiepingen in het model bij de gebruikersattributen van de onderdelen kunnen worden toegevoegd.
Voor het invullen van een selectie van meerdere objecten dubbelklikt u op één van de objecten, opent de gebruikersattributen, zet de selectievakjes uit , vul de gewenste verdieping in en klik op OK.
Na het definiëren van de Bouwplaats, Gebouw en Verdiepingseigenschappen kan de IFC worden geëxporteerd.
Ga in het menu naar Bestand > Exporteren > IFC… en klik bij schakel in het tabblad Geavanceerd de optie Ruimtehiërarchie van de Organisator uit.
De Gebruikersattributen voor IFC naam bouwplaats, IFC naam gebouw en IFC naam verdieping van gebouw zijn respectievelijk: IFC_SITE, IFC_BUILDING en IFC_BUILDING_STOREY. Deze kunnen eventueel naar wens nog in een Extra eigenschappenset worden toegevoegd.
Klik hier en hier voor meer informatie over Extra eigenschappensets.
Klik vervolgens op Opslaan en Sluiten zodat de export kan worden gemaakt.
Na het exporteren kunnen in diverse IFC viewers de Bouwplaats, Gebouw en Verdieping-eigenschappen in een boomstructuur worden afgelezen.