Nieuwe filters maken

Tekla Structures
2019
Tekla Structures

Nieuwe filters maken

U kunt aangepaste filters maken om te definiëren welke objecten in het model en de tekeningen zichtbaar en selecteerbaar zijn. Voeg nieuwe filtervoorwaarden toe, één op elke rij, om te definiëren welke objecten moeten worden opgenomen of worden uitgesloten.

Een vensterfilter maken

U kunt uw eigen aangepaste filters maken om te definiëren welke objecten in een model zichtbaar zijn.

  1. Dubbelklik op het venster om het dialoogvenster Venstereigenschappen te openen.
  2. Klik op Objectgroep.

    Het dialoogvenster Objectgroep - toon filter wordt geopend en geeft het huidige ingeschakelde filter weer.

  3. Klik op Nieuw filter om een compleet nieuw filter te maken.
  4. Klik op Regel toevoegen om een nieuwe filtervoorwaarde toe te voegen.
  5. Selecteer in de lijst Categorie een objectcategorie.

    U beschikt over de volgende opties:

    • Onderdeel
    • Component
    • Bout
    • Las
    • Wapeningsstaaf
    • Oppervlak
    • Merk
    • Constructieobject
    • Last
    • Template
    • Referentiemerk
    • Referentieobject
    • Hiërarchische locatiestructuur
    • Stortobject
    • Stortnaad
    • Storteenheid
    • Taak
    • Object
  6. Selecteer in de lijst Eigenschap een geschikte objecteigenschap.

    De opties variëren afhankelijk van de objectcategorie die u in stap 5 hebt gekozen.

  7. Selecteer in de lijst Voorwaarde een geschikte voorwaarde.
  8. Voer in de lijst Waarde een waarde in.

    Klik daarnaast om de huidige waarde van een bestaand object te gebruiken op Selecteer van model.. en selecteer het gewenste object in het model. Als u de waarden van meerdere objecten wilt gebruiken, klikt u op Meervoudige selectie uit model , selecteert u de objecten in het model en klikt u vervolgens met de middelste muisknop. Voor datumwaarden is ook de optie Selecteer datum beschikbaar.

    De waarden kunnen hele tekenreeksen zijn, zoals de profielnaam UC310*97. U kunt ook niet-volledige tekenreeksen samen met jokertekens gebruiken. De waarde UC* komt bijvoorbeeld overeen met alle onderdelen waarvan de profielnaam met de tekens UC* begint. Lege waarden worden afgestemd op lege objecteigenschappen.

    Als u meerdere waarden gebruikt, moet u de reeksen van elkaar scheiden met spaties (bijvoorbeeld 12 5 ). Als een waarde uit meerdere tekenreeksen bestaat, zet u de hele waarde tussen aanhalingstekens (bijvoorbeeld "aangepast paneel" ) of gebruik een vraagteken (bijvoorbeeld aangepast?paneel ) om de spatie te vervangen.

  9. Herhaal de stappen 4–8 om zoveel filtervoorwaarden te maken als nodig is.

    U kunt verschillende filtervoorwaarden tegelijkertijd toepassen.

  10. Gebruik de opties en beugels En/Of om te definiëren hoe meerdere rijen samenwerken.
  11. Schakel de selectievakjes naast alle filtervoorwaarden in die u wilt inschakelen.

    Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de filtervoorwaarde ingeschakeld en actief. Bijvoorbeeld:

    Elke nieuwe voorwaarde is standaard uitgeschakeld.

  12. Definieer het filtertype.
    1. Klik opom meer instellingen weer te geven.
    2. Schakel de selectievakjes in of uit om te definiëren waar het filter wordt gebruikt.

      Hetzelfde filter kan bijvoorbeeld als een vensterfilter en als een selectiefilter worden gebruikt.

  13. Voer een unieke naam in het vak naast de knop Opslaan als in.
    Note:
    • Filters zijn hoofdlettergevoelig.
    • Gebruik geen spaties in filternamen.
    • We raden u aan dat u _ (onderstrepingstekens) in uw naamgevingsconventie gebruikt.
    • Als u het filter boven in de lijst direct na het standaardfilter wilt laten verschijnen, moet u hoofdletters in de filternaam gebruiken.
  14. Klik op Opslaan als om het filter op te slaan.
  15. Als u het filter op het huidige venster wilt toepassen, klikt u op Wijzigen.

Een selectiefilter maken

U kunt uw eigen aangepaste filters maken om objecten in een model te kunnen selecteren.

  1. Klik op de werkbalk Selecteren op om het dialoogvenster Objectgroep - selectiefilter te openen.

  2. Volg de bovenstaande instructies over hoe u een vensterfilter maakt.

    Dezelfde instructies zijn van toepassing op selectiefilters.

Een tekeningfilter maken

Voor overzichttekeningen kunt u tekeningfilters maken die de gehele tekening beïnvloeden, niet alleen een bepaald aanzicht. Tekeningfilters selecteren objecten in de gehele tekening.

U kunt tekeningfilters gebruiken in combinatie met opgeslagen bestanden met objecteigenschappen als u objectniveau-instellingen maakt of toepast op de hele tekening. U kunt bijvoorbeeld een filter maken waarmee u alle liggers selecteert, vervolgens een bestand met objecteigenschappen opslaan waarin wordt gedefinieerd dat de kleur van het onderdeel blauw is en ten slotte een bestand met objectniveau-instellingen toepassen waardoor alle liggers in de tekening blauw worden.

  1. Klik in een overzichttekening op het tabblad Tekening op Eigenschappen > Tekening.
  2. Klik op Filter.
  3. Klik op Nieuw filter om een compleet nieuw filter te maken.
  4. Klik op Regel toevoegen om een nieuwe filtervoorwaarde toe te voegen.
  5. Selecteer in de lijst Categorie een objectcategorie.

    U beschikt over de volgende opties:

    • Onderdeel
    • Component
    • Bout
    • Las
    • Wapeningsstaaf
    • Oppervlak
    • Merk
    • Constructieobject
    • Template
    • Referentiemerk
    • Referentieobject
    • Hiërarchische locatiestructuur
    • Stortobject
    • Stortnaad
    • Storteenheid
    • Taak
    • Object
  6. Selecteer in de lijst Eigenschap een geschikte objecteigenschap.

    De opties variëren afhankelijk van de objectcategorie die u in stap 5 hebt gekozen.

  7. Selecteer in de lijst Voorwaarde een geschikte voorwaarde.
  8. Voer in de lijst Waarde een waarde in.

    Klik ook om de huidige waarde van een bestaand object te gebruiken op Van tekening selecteren en selecteer het gewenste object in de tekening. Als u de waarden van meerdere objecten wilt gebruiken, klikt u op Meervoudige selectie uit tekening , selecteert u de objecten van de tekening en klikt u vervolgens met de middelste muisknop. Voor datumwaarden is ook de optie Selecteer datum beschikbaar.

    De waarden kunnen hele tekenreeksen zijn, zoals de profielnaam UC310*97. U kunt ook niet-volledige tekenreeksen samen met jokertekens gebruiken. De waarde UC* komt bijvoorbeeld overeen met alle onderdelen waarvan de profielnaam met de tekens UC* begint. Lege waarden worden afgestemd op lege objecteigenschappen.

    Als u meerdere waarden gebruikt, moet u de reeksen van elkaar scheiden met spaties (bijvoorbeeld 12 5 ). Als een waarde uit meerdere tekenreeksen bestaat, zet u de hele waarde tussen aanhalingstekens (bijvoorbeeld "aangepast paneel" ) of gebruik een vraagteken (bijvoorbeeld aangepast?paneel ) om de spatie te vervangen.

  9. Herhaal de stappen 4–8 om zoveel filtervoorwaarden te maken als nodig is.

    U kunt verschillende filtervoorwaarden tegelijkertijd toepassen.

  10. Gebruik de opties en beugels En/Of om te definiëren hoe meerdere rijen samenwerken.
  11. Schakel de selectievakjes naast alle filtervoorwaarden in die u wilt inschakelen.

    Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de filtervoorwaarde ingeschakeld en actief. Bijvoorbeeld:

    Elke nieuwe voorwaarde is standaard uitgeschakeld.

  12. Definieer het filtertype.
    1. Klik opom meer instellingen weer te geven.
    2. Schakel de selectievakjes in of uit om te definiëren waar het filter wordt gebruikt.

      Hetzelfde tekeningfilter kan bijvoorbeeld als modelvensterfilter en als modelselectiefilter worden gebruikt en ook als een filter voor de Organisator.

  13. Voer een unieke naam in het vak naast de knop Opslaan als in.
    Note:
    • Filters zijn hoofdlettergevoelig.
    • Gebruik geen spaties in filternamen.
    • We raden u aan dat u _ (onderstrepingstekens) in uw naamgevingsconventie gebruikt.
    • Als u het filter boven in de lijst direct na het standaardfilter wilt laten verschijnen, moet u hoofdletters in de filternaam gebruiken.
  14. Klik op Opslaan als om het filter op te slaan.
  15. Als u gereed bent, klikt u op Annuleren om het dialoogvenster met filtereigenschappen te sluiten.

Een tekeningaanzichtfilter maken

U kunt uw eigen aangepaste aanzichtfilters maken waarmee u een bepaalde groep aanzichtobjecten in een tekeningaanzicht kunt selecteren.

U kunt tekeningaanzichtfilters gebruiken voor het wijzigen van het uiterlijk van een bepaalde objectgroep of voor het selecteren van welke objecten in een tekeningaanzicht worden verborgen.

U kunt tekeningaanzichtfilters ook in combinatie met opgeslagen bestanden met objecteigenschappen gebruiken als u objectniveau-instellingen voor het geselecteerde aanzicht maakt of toepast. U kunt bijvoorbeeld een aanzichtfilter maken waarmee u alle kolommen in een aanzicht selecteert, vervolgens een bestand met objecteigenschappen opslaan waarin wordt gedefinieerd dat de kleur van het onderdeel rood is en ten slotte een bestand met objectniveau-instellingen toepassen waardoor alle kolommen in het geselecteerde aanzicht rood worden.

  1. Open een tekening.
  2. Dubbelklik op een tekeningaanzichtkader.
  3. Klik op Filter.
  4. Klik op Nieuw filter om een compleet nieuw filter te maken.
  5. Klik op Regel toevoegen om een nieuwe filtervoorwaarde toe te voegen.
  6. Selecteer in de lijst Categorie een objectcategorie.

    U beschikt over de volgende opties:

    • Onderdeel
    • Component
    • Bout
    • Las
    • Wapeningsstaaf
    • Oppervlak
    • Merk
    • Constructieobject
    • Template
    • Referentiemerk
    • Referentieobject
    • Hiërarchische locatiestructuur
    • Stortobject
    • Stortnaad
    • Storteenheid
    • Taak
    • Object
  7. Selecteer in de lijst Eigenschap een geschikte objecteigenschap.

    De opties variëren afhankelijk van de objectcategorie die u in stap 5 hebt gekozen.

  8. Selecteer in de lijst Voorwaarde een geschikte voorwaarde.
  9. Voer in de lijst Waarde een waarde in.

    Klik ook om de huidige waarde van een bestaand object te gebruiken op Van tekening selecteren en selecteer het gewenste object in de tekening. Als u de waarden van meerdere objecten wilt gebruiken, klikt u op Meervoudige selectie uit tekening , selecteert u de objecten van de tekening en klikt u vervolgens met de middelste muisknop. Voor datumwaarden is ook de optie Selecteer datum beschikbaar.

    De waarden kunnen hele tekenreeksen zijn, zoals de profielnaam UC310*97. U kunt ook niet-volledige tekenreeksen samen met jokertekens gebruiken. De waarde UC* komt bijvoorbeeld overeen met alle onderdelen waarvan de profielnaam met de tekens UC* begint. Lege waarden worden afgestemd op lege objecteigenschappen.

    Als u meerdere waarden gebruikt, moet u de reeksen van elkaar scheiden met spaties (bijvoorbeeld 12 5 ). Als een waarde uit meerdere tekenreeksen bestaat, zet u de hele waarde tussen aanhalingstekens (bijvoorbeeld "aangepast paneel" ) of gebruik een vraagteken (bijvoorbeeld aangepast?paneel ) om de spatie te vervangen.

  10. Herhaal de stappen 4–8 om zoveel filtervoorwaarden te maken als nodig is.

    U kunt verschillende filtervoorwaarden tegelijkertijd toepassen.

  11. Gebruik de opties en beugels En/Of om te definiëren hoe meerdere rijen samenwerken.
  12. Schakel de selectievakjes naast alle filtervoorwaarden in die u wilt inschakelen.

    Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de filtervoorwaarde ingeschakeld en actief. Bijvoorbeeld:

    Elke nieuwe voorwaarde is standaard uitgeschakeld.

  13. Definieer het filtertype.
    1. Klik opom meer instellingen weer te geven.
    2. Schakel de selectievakjes in of uit om te definiëren waar het filter wordt gebruikt.

      Hetzelfde tekeningaanzichtfilter kan bijvoorbeeld als modelvensterfilter en als modelselectiefilter worden gebruikt en ook als een filter voor de Organisator.

  14. Voer een unieke naam in het vak naast de knop Opslaan als in.
    Note:
    • Filters zijn hoofdlettergevoelig.
    • Gebruik geen spaties in filternamen.
    • We raden u aan dat u _ (onderstrepingstekens) in uw naamgevingsconventie gebruikt.
    • Als u het filter boven in de lijst direct na het standaardfilter wilt laten verschijnen, moet u hoofdletters in de filternaam gebruiken.
  15. Als u gereed bent, klikt u op Annuleren om het dialoogvenster met filtereigenschappen te sluiten.

Een tekeningselectiefilter maken

U kunt uw eigen aangepaste filters maken om objecten in een tekening te kunnen selecteren.

U kunt filters in tekeningen gebruiken als u bepaalde onderdelen van tekeningen of tekeningaanzichten wilt verbergen of de onderdeelkleur of weergave voor bepaalde onderdelen wilt wijzigen.

Ook als u enkele verschillend uitziende onderdeellabels voor verschillende typen onderdelen hebt, kunt u de specifieke onderdelen met een selectiefilter selecteren en vervolgens alleen onderdeellabels voor die onderdelen wijzigen.

  1. Klik in een geopende tekening op de werkbalk Selecteren op ( Ctrl+G ).

    Het dialoogvenster Selectiefilter wordt geopend.

  2. Volg de bovenstaande instructies over hoe u een tekening of tekeningaanzichtfilter maakt.

    Dezelfde instructies zijn van toepassing op tekeningselectiefilters.

  3. Klik op Toepassen of OK om de onderdelen volgens het filter te selecteren.
Was dit nuttig?
Vorige
Volgende