Aangepaste lijntypen in TeklaStructures.lin definiëren

Tekla Structures
2019
Tekla Structures

Aangepaste lijntypen in TeklaStructures.lin definiëren

U kunt uw eigen lijntypen definiëren en deze gebruiken waar lijntype-instellingen beschikbaar zijn. De aangepaste lijntypen worden op dezelfde manier behandeld als andere lijntypen. De aangepaste lijntypen worden in het bestand TeklaStuctures.lin in ..\ProgramData\Trimble\Tekla Structures\<version>\environments\common\inp gedefinieerd. De meest gebruikte lijntypen zijn standaard beschikbaar in het bestand.

  1. Open het bestand TeklaStuctures.lin.
  2. Laat elke lijn beginnen met de letter A om het begin van het lijntypepatroon aan te duiden.

    U kunt drie verschillende objecten gebruiken: streepjes, punten en spaties.

  3. Definieer de lengte van een streepje ( - ) met een positief getal.
  4. Definieer de lengte van een spatie ( ) met een negatief getal.
  5. Definieer punten ( . ) met het cijfer nul ( 0 ).

    De patronen moeten beginnen met een streepje en eindigen meestal met een spatie, hoewel de spatie aan het einde niet vereist is.

  6. Nadat u het lijntypepatroon hebt gedefinieerd, drukt u op Enter.

Het bestand TeklaStructures.lin.id bevat de namen van de lijntypen die in het gebruikersinterface zichtbaar zijn en het unieke id dat aan elk lijntype is toegekend. De waarde van de id moet groter zijn dan 10, bijvoorbeeld:

CENTER, 1000

BORDER, 1002

DASHDOT, 1003

U kunt TeklaStructures.lin ook gebruiken bij het toewijzen van de geëxporteerde lijntypen.

Opmerking:

Als u nieuwe aangepaste lijntypen toevoegt, moet u corresponderende bitmaps aan de map ..\ProgramData\Trimble\Tekla Structures\<version>\bitmaps toevoegen en deze de naam dr_line_type_*.bmp geven, bijvoorbeeld dr_line_type_CENTER.bmp.

Voorbeeld 1

Lijntypedefinitie voor DASHDOT is A, 12.7, -6.35, 0, -6.35

De string betekent dat het patroon begint met een streepje met de lengte van 12.7 eenheden, gevolgd door een spatie met de lengte van 6.35 eenheden, vervolgens een punt en nog een spatie met de lengte van 6.35 eenheden. Vervolgens wordt het eerste streepje opnieuw getekend.

Voorbeeld 2

Hieronder ziet u een voorbeeld dat definities voor stippellijnen bevat:

*DOT,Dot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

A, 0, -1.5875

*DOT2,Dot (.5x) ........................................

A, 0, -0.79375

*DOTX2,Dot (2x) . . . . . . . . . . . . . .

A, 0, -3.175

Afgedrukte lijntypen

Het afdrukken zoekt de lijntypebestanden in de modelmap en in de locaties die met de variabelen XS_PROJECT , XS_FIRM , XS_SYSTEM en XS_INP in die volgorde zijn opgegeven.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende