De oorspronkelijke profielendatabase aanpassen

Tekla Structures
Aangepast: 20 jan 2025
2025
Tekla Structures

De oorspronkelijke profielendatabase aanpassen

De oorspronkelijke profielendatabase bevat informatie over profielen, hun voorwaarden en typen, en de berekenings- en ontwerpeigenschappen van de profielen. Profielen worden weergegeven in een hiërarchische structuur die op basis van de voorwaarden is gegroepeerd.

Standaard bevat de profielendatabase standaardprofielen, omgevingspecifieke profielen en algemene parametrische profielen. U kunt profielen toevoegen, wijzigen, importeren, exporteren en verwijderen.

U kunt uw eigen gebruikersprofielen definiëren die vast of parametrisch kunnen zijn. Gebruik de profielendatabase om nieuwe bibliotheekprofielen te maken, hetzij geheel nieuw of door een bestaande te kopiëren. Gebruik de schetseditor of .clb-bestanden om nieuwe parametrische profielen te maken.

Tekla Structures slaat de informatie van de Profielendatabase op in het bestand profdb.bin.

De oorspronkelijke profielendatabase weer inschakelen

Als u de oorspronkelijke profielendatabase wilt gebruiken in een omgeving waar de vernieuwde nieuwe profielendatabase is ingeschakeld, moet u de oorspronkelijke profielendatabase weer inschakelen.

Als u de oorspronkelijke profielendatabase wilt gebruiken, voegt u set XS_USE_OLD_PROFILE_CATALOG=true toe aan een van de volgende bestanden:

  • Het bestand env_global_default.ini in de map Environments\common

  • Het bestand env_<EnvironmentName>_environment.ini in een specifieke omgevingsmap.

Tip: Als u de oorspronkelijke profielendatabase wilt gebruiken zonder deze in te schakelen, kunt u deze openen vanuit Snel starten.

Belangrijke knoppen in de profielendatabase

Als u met profielen werkt, moet u rekening houden met het gebruik van de volgende knoppen in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken:

Knop

Beschrijving

Slaat de wijzigingen van een enkel bewerkt profiel in het geheugen van de computer op, totdat u op OK klikt.

Sla de wijzigingen in de modelmap op.

Tekla Structures slaat de gewijzigde database alleen op de vaste schijf op als u op OK klikt om het dialoogvenster te sluiten en vervolgens op OK klikt in het dialoogvenster Opslaan bevestigen.

Sluit het dialoogvenster Profielendatabase bewerken zonder de wijzigingen op te slaan.

Let erop dat alle aangebrachte wijzigingen verloren gaan, zelfs als u op Bijwerken hebt geklikt, omdat de wijzigingen niet op de vaste schijf zijn opgeslagen. De in de database aangebrachte wijzigingen zijn gedurende één sessie zichtbaar, omdat de database het computergeheugen gebruikt. Als u Tekla Structures de volgende keer start, worden de vorige gegevens vanaf de vaste schijf hersteld.

Tekla Structures slaat de informatie van bibliotheekprofielen in het bestand profdb.bin op. Wanneer u een model voor het eerst opent, worden in Tekla Structures de gegevens vanaf de vaste schijf gelezen en in het computergeheugen opgeslagen.

Wanneer u een profiel selecteert, worden in Tekla Structures de gegevens vanuit het computergeheugen gelezen en in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken weergegeven. Dit gaat sneller dan wanneer u de gegevens vanaf de vaste schijf opent.

Hoe profielen gegroepeerd worden

Profielen worden in de profielendatabase in een hiërarchische structuur weergegeven en zijn gegroepeerd op basis van voorwaarden , zoals het profieltype (bijvoorbeeld I-profielen) en het profielsubtype (bijvoorbeeld HEA). Als u wilt wijzigen hoe de profielen in de profielstructuur worden gegroepeerd, moet u de voorwaarden wijzigen.

Het maakt niet uit in welke volgorde u de voorwaarden maakt, alleen de locatie van de voorwaarden in de profielstructuur is van belang.

In Tekla Structures worden de voorwaarden van boven naar beneden in de profielstructuur gelezen. Profielen bevinden zich in de hoogste groep waar ze aan de criteria, die in de voorwaarde is gedefinieerd, voldoen. Een regel die Alle profielen verzamelt, overschrijft bijvoorbeeld alle voorwaarden die zich daaronder in de profielstructuur bevinden.

Een voorwaarde aan de profielendatabase toevoegen

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.
  2. Klik met de rechtermuisknop op een bestaande voorwaarde en selecteer Voorwaarde toevoegen.
    Tip:

    U kunt een voorwaarde van een niveau dieper toevoegen, die een subgroep onder een bestaande voorwaarde maakt. Gebruik het commando Voorwaarde toevoegen niveau dieper om de voorwaarde van een niveau dieper toe te voegen.

    Het dialoogvenster Profiel manager regels wordt weergegeven.

  3. Definieer de voorwaarde-eigenschappen.
    1. Voer in het veld Voorwaarde naam een voorwaardenaam in.
    2. Selecteer het Profieltype waarop de regel wordt toegepast.
    3. Voer de Filternaamvoorwaarde in waarmee de nieuwe voorwaarde wordt gedefinieerd.

      Standaard wordt het jokerteken (*) ingevoerd, dat 'alle items' betekent.

      Als u bijvoorbeeld alle database-items wilt groeperen waarvan de naam met een A begint, voert u A* in het vak Filternaam in, of als u alle database-items wilt groeperen waarvan de naam 100 bevat, voert u *100*in. Tekla Structures groepeert de database-items, die aan uw criteria voldoen, onder de nieuwe voorwaarde.

  4. Klik op OK om het dialoogvenster Profiel manager regels te sluiten.
  5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten.
  6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan.

Een voorwaarde in de profielendatabase wijzigen

Profielen in de profielstructuur worden in alfabetische volgorde weergegeven en voorwaarden worden weergegeven in de volgorde die u opgeeft. Als u de volgorde waarin de voorwaarden worden weergegeven wilt wijzigen, gebruikt u de commando's Verplaats omhoog en Verplaats omlaag.

Tip:

Als u een voorwaarde wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op een bestaande voorwaarde en selecteert u Voorwaarde verwijderen.

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.
  2. Klik met de rechtermuisknop op een bestaande voorwaarde en selecteer Voorwaarde bewerken.

    Het dialoogvenster Profiel manager regels wordt weergegeven.

  3. Wijzig de voorwaarde-eigenschappen.
  4. Klik op OK om het dialoogvenster Profiel manager regels te sluiten.
  5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten.
  6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan.

Raadpleeg ook

Gebruikersattributen aan profielen toevoegen

U kunt uw eigen attributen aan profielen toevoegen. U kunt bijvoorbeeld de dikte van de verflaag opgeven, de maximale korrelgrootte van beton definiëren, verschillende profieltypen op materiaal rangschikken of profiel-aliassen maken voor het converteren van Engelse en metrische profielen.

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.
  2. Klik op het tabblad Gebruikersattributen op Definieer.

    Het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen wordt weergegeven.

  3. Klik op Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen.
  4. Als u een gebruikersattribuut wilt definiëren, klikt u op elk item op een regel.
    1. Selecteer in de lijst Profieltype een profieltype waarop het gebruikersattribuut wordt toegepast.
    2. Selecteer in de lijst Informatie type het type informatie dat het gebruikersattribuut bevat, bijvoorbeeld gewicht, oppervlakte, ratio of tekenreeks.
    3. In de lijst Order wordt de volgorde gedefinieerd waarin de gebruikersattributen in het dialoogvenster worden weergegeven. Grotere waarden worden eerst weergegeven.
    4. Definieer in de lijst Eigenschapsnaam een naam voor de eigenschap.

      De naam wordt in de database opgeslagen en kan in lijsten en templates worden gebruikt. Als Eigenschapsnaam in een template wordt gebruikt, geeft PROFILE.PROPERTY_NAME aan waar de eigenschapsnaam wordt weergegeven. Bijvoorbeeld: PAINT_LAYER_THICKNESS.

    5. Definieer in de kolom Symbool een afkorting die voor de eigenschap kan worden gebruikt, zoals Ix of ct.
    6. Definieer in de kolom Label een label voor het attribuut.
  5. Klik op Bijwerken.
  6. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen te sluiten.

Voorbeeld: Een gebruikersattribuut aan een profiel toevoegen en deze in een voorwaarde gebruiken

U kunt uw eigen attributen en hun waarden aan profielen toevoegen. De gebruikersattributen kunnen vervolgens voor bijvoorbeeld het filteren van profielen worden gebruikt.

Dit voorbeeld geeft weer hoe u een gebruikersattribuut voor de voorwaarde voor I-profielen toevoegt.

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.

  2. Klik op het tabblad Gebruikersattributen op Definieer.

    Het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen wordt weergegeven.

  3. Klik op Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen en selecteer vervolgens de regel en wijzig de eigenschappen als volgt:

    • Stel Profieltype in op I-profielen.

    • Stel Informatie type in op String.

    • Stel Eigenschapsnaam in op HISTORICAL_PROFILE.

    • Stel Symbool in op Hist.

    • Stel Label in op Historical profile.

  4. Klik op Bijwerken en klik vervolgens op OK.

  5. Selecteer in de profielstructuur I-profielen en vervolgens HEA.

  6. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Voorwaarde toevoegen niveau dieper.

  7. Stel in het dialoogvenster Profiel manager regels de voorwaarde-eigenschappen als volgt in:

    • Stel Voorwaarde naam in op Historical profiles.

    • Schakel onder Profieltype het selectievakje Alle profielen uit en schakel het selectievakje I profielen in.

    • Voer HEA* in het veld Voorwaarde naam in.

    • Stel Gebruikers attribuut in op HISTORICAL_PROFILE en Gelijk aan en voer Ja in het vak naast de twee andere vakken in.

  8. Klik op OK.

    Historical profiles verschijnt in de profielstructuur.

  9. Selecteer het vereiste historische profiel, zoals HEA120, in de profielstructuur.

  10. Op het tabblad Gebruikersattributen en wijzig het Waarde veld voor het Historisch profiel in Ja.

  11. Klik op Bijwerken.

  12. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten.

  13. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan.

De volgende keer dat u de profielendatabase opent, verschijnen de profielen onder Historische profielen in de profielstructuur.

Profieltypen aan een bepaald materiaal koppelen

U kunt definiëren welke profielen beschikbaar zijn voor stalen en/of betonnen onderdelen. Het gekoppelde profieltype is van invloed op welke profiel typen in het dialoogvenster Selecteer profiel worden weergegeven wanneer u het materiaal van een onderdeel wijzigt.

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.
  2. Selecteer een profieltype, bijvoorbeeld L-profielen.
  3. Als u de profielen aan staal wilt koppelen, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u in het contextmenu de optie Materiaal > Staal.

    Een vinkje naast Staal in het contextmenu geeft aan dat de profielen voor stalen onderdelen beschikbaar zijn.

  4. Als u geselecteerde profielen ook voor betonnen onderdelen beschikbaar wilt maken, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u Materiaal > Beton.

    U kunt indien nodig het vinkje verwijderen door opnieuw op het materiaal te klikken.

  5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten.
  6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan.

Raadpleeg ook

Een profiel uit de profieldatabase verwijderen

  1. Klik in het menu Bestand op Databases > Profielendatabase om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen.
  2. Selecteer het profiel dat u wilt verwijderen.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Profiel verwijderen.
  4. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten.
  5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan.

Tekla Structures blijft onderdelen in modelvensters met de verwijderde profielen weergeven totdat u de onderdelen wijzigt of het model opnieuw opent. Daarna worden de onderdelen met profielen die niet in de profielendatabase beschikbaar zijn, als staven zonder een profiel weergegeven.

Als het verwijderde profiel een aangepaste doorsnede-definitie gebruikt, verwijdert u het afzonderlijk om de doorsnede uit uw model te verwijderen.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende