U ziet in dit voorbeeld hoe u controlenummers toewijst aan zes betonwanden. Aangezien vier van deze wanden dezelfde positie voor het betonelement hebben, kunt u op basis van hun positienummer geen duidelijk onderscheid maken tussen de betonelementen. Daarom krijgt elke wand een unieke identificatie waarmee de montagevolgorde op de locatie wordt aangeduid. De montagevolgorde is ook van invloed op de volgorde van aflevering. Wandnummer 1 moet bijvoorbeeld als eerste worden afgeleverd, omdat deze wand als eerste op de locatie wordt gemonteerd. Wandnummer 2 moet als tweede worden afgeleverd omdat deze wand als tweede wordt gemonteerd enzovoort.

1. Klik op het tabblad Tekeningen & Lijsten op Instellingen nummering > Controlenummers toewijzen om het dialoogvenster Maak controlenummers te openen.
2. Selecteer de zes betonwanden.
3. Definieer dat u alleen controlenummers aan onderdelen in de nummerreeks S met startnummer 1 wilt toewijzen.
   1. Selecteer Op nummering serie in de lijst Nummeren.
   2. In het vak Prefix voert u S in.
   3. In het vak Startnummer voert u 1 in.
4. Definieer dat u de nummers 1–6 als de controlenummers voor deze betonwanden wilt gebruiken.
   1. In het vak Startnummer van controlenummers voert u 1 in.
   2. In het vak Waarde stap voert u 1 in.
5. Definieer dat u eerst de wanden met identieke x-coördinaten wilt nummeren in de volgorde waarin ze op de positieve x-as worden weergegeven.
   1. Selecteer Z in de lijst Eerste richting.
   2. Selecteer X in de lijst Tweede richting.
6. Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan.
7. Klik op Maken om de betonwanden te nummeren.

   Elke betonwand krijgt een uniek controlenummer, zoals u ziet in de volgende afbeelding.

   Tip:

   Als de controlenummers niet worden weergegeven in het model, wijzig dan de weergave-instellingen. Zie Controlenummers in het model weergeven voor meer informatie over de vereiste instellingen.