Ondersteuningsplaat (7)
Ondersteuningsplaat (7) verbindt een balk met een kolom. Een plaatconsole die aan de kolom is gelast, draagt de afschuifkrachten. De bovenste flens van de balk is gebout aan een L-profiel. De onderste flens wordt aan een vulplaat gebout.
Gemaakte objecten
-
Plaatconsole
-
Eindplaat
-
Vulplaat
-
Hoekstaal (L-profiel)
-
Bouten
-
Lassen
Gebruiken voor
Optie | Beschrijving |
---|---|
Ligger is verbonden met een kolom. Het hoekstaal, de vulplaat en de console worden gemaakt. |
Volgorde van selectie
-
Selecteer het hoofdonderdeel (kolom).
-
Selecteer het aansluitend onderdeel (balk).
De verbinding wordt automatisch gemaakt als het aansluitend onderdeel wordt geselecteerd.
Onderdeelidentificatiecode
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Hoekstaal (L-profiel) |
2 |
Eindplaat |
3 |
Vulplaat |
|
Plaatconsole |
Tabblad Afbeelding
Gebruik het tabblad Afbeelding om de verbindingsafmetingen te definiëren.
Afmetingen
Beschrijving | Standaard | |
---|---|---|
1 |
Randafstand van consoleplaat tot de onderste rand van de eindplaat. |
|
2 |
Opening tussen de eindplaat en de kolom. |
10 mm |
3 |
Afstand van de rand van de eindplaat vanaf de onderrand van de ligger. Positieve waarden brengen de onderste rand van de eindplaat omhoog en negatieve waarden omlaag. |
De onderste rand van de eindplaat is ingesteld op dezelfde positie als de onderste rand van de ligger. |
4 |
Afstand van de rand van de eindplaat vanaf de bovenrand van de ligger. Positieve waarden brengen de bovenste rand van de eindplaat omlaag en negatieve waarden omhoog. |
10 mm |
Tabblad Onderdelen
Gebruik het tabblad Onderdelen om de onderdeeleigenschappen te definiëren.
Onderdelen
Optie | Beschrijving | |
---|---|---|
Console |
Dikte, breedte en hoogte van de console. |
Dikte: 30 mm Als de breedte leeg blijft, wordt de breedte van de aansluitende ligger gebruikt. Als de hoogte leeg blijft, wordt de hoogte van de aansluitende ligger gebruikt. |
Eindplaat |
Dikte en breedte van de eindplaat. |
Dikte: Gelijk aan de lijfplaat van het aansluitend onderdeel (naar boven afgerond op dikte 8, 10, 12, 16, 20, 25, 30, 35, 40, 45 enzovoorts). Als de breedte leeg blijft, wordt de breedte van de aansluitende ligger gebruikt. |
Vulplaat |
Dikte van de vulplaat. |
10 mm |
L-profiel |
Selecteer het profiel in de profielendatabase. |
L100-6 |
L-profiel console |
Selecteer het profiel in de profielendatabase. Er kan een hoekstaal worden gemaakt onder de eindplaat. Als een L-console wordt gebruikt, worden de vulplaat en de consoleplaat niet gemaakt. |
Tabblad Parameters
Gebruik de Parameters om de grootte van de opening van de eindplaat te bepalen.
Grootte van de opening
Definieer de maximale grootte voor de opening tussen de eindplaat en de aansluitende ligger. U gebruikt deze wanneer de ligger licht gebogen of schuin is om te besluiten of de hoek zo klein is dat het uiteinde van de ligger haaks kan zijn.
Als de werkelijke opening kleiner is dan deze waarde, blijft het uiteinde van de ligger recht.
Als de werkelijke opening groter is dan deze waarde, wordt het uiteinde van de ligger gefit ten opzichte van de eindplaat.
Tabblad consolebouten
Gebruik het tabblad Console bouten om de boutafmetingen en de bouteigenschappen van de consoleplaat te definiëren.
Maatlijnen van de boutgroep
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Maatlijn voor de horizontale positie van de boutgroep. |
2 |
Randafstand bouten. De randafstand is de afstand van het hart van een bout tot de rand van het onderdeel. |
3 |
Aantal bouten. |
4 |
Boutafstand. Gebruik een spatie als scheidingsteken tussen de waarden voor de boutafstand. Voer een waarde in voor elke afstand tussen de bouten. Voer bijvoorbeeld twee waarden in als er drie bouten in zitten. |
Basiseigenschappen van bouten
Optie |
Beschrijving |
Standaard |
---|---|---|
Boutdiameter |
Boutdiameter. |
Beschikbare diameters worden in de boutsamenstellingendatabase gedefinieerd. |
Boutnorm |
De boutnorm die in de component moet worden gebruikt. |
Beschikbare normen worden in de boutsamenstellingendatabase gedefinieerd. |
Tolerantie |
De ruimte tussen de bout en het gat. |
|
Draad in mat |
Hiermee definieert u of de draad van de bout zich in de geboute onderdelen kan bevinden. Deze optie heeft geen effect wanneer er bouten met volledige draad worden gebruikt. |
Ja |
Montage/werkplaats |
Locatie waar de bouten moeten worden bevestigd. |
Montage |
Sleufgaten
U kunt sleufgaten, oversized gaten of tapgaten definiëren.
Optie |
Beschrijving |
Standaard |
---|---|---|
1 |
Verticale maat van sleufgat. |
0 heeft een rond gat als resultaat. |
2 |
Horizontale maat van sleufgat of speling van oversized gaten. |
0 heeft een rond gat als resultaat. |
Gattype |
Met Sleufgat maakt u sleufgaten. Oversized maakt oversized gaten. Geen gat maakt geen gaten. Tapgat maakt tapgaten. |
|
Roteer sleufgaten |
Als het type gat Sleufgat is, worden de sleufgaten met deze optie gedraaid. |
|
Sleufgat in |
Onderde(el)(len) waarin sleufgaten worden gemaakt. De opties zijn afhankelijk van de betreffende component. |
Boutsamenstelling
Met de selectievakjes wordt gedefinieerd welke componentobjecten (bout, ringen en moeren) in de samenstelling van de bout worden gebruikt.
Als u alleen een gat wilt maken, moet u alle selectievakjes uitschakelen.
Als u de boutsamenstelling van een bestaande component wilt aanpassen, schakelt u het selectievakje Effect bij wijzigen in en klikt u op Wijzigen.
Extra boutlengte
Definieer hoeveel de bout langer moet worden. Gebruik deze optie bijvoorbeeld wanneer diverse verflagen een langere boutlengte vereisen.
Zigzagsgewijze plaatsing van bouten
Optie |
Beschrijving |
---|---|
|
Standaard Niet zigzagsgewijs AutoDefaults kan deze optie wijzigen. |
|
Niet zigzagsgewijs |
|
Zigzagtype 1 |
|
Zigzagtype 2 |
|
Zigzagtype 3 |
|
Zigzagtype 4 |
Tabblad L-profiel bouten
Gebruik het tabblad L-profiel bouten om de afmetingen van de boutgroepen en de bouteigenschappen van de bouten van het L-profiel te definiëren.
Maatlijnen van de boutgroep
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Maatlijn voor de horizontale positie van de boutgroep. |
2 |
Randafstand bouten. De randafstand is de afstand van het hart van een bout tot de rand van het onderdeel. |
3 |
Aantal bouten. |
4 |
Boutafstand. Gebruik een spatie als scheidingsteken tussen de waarden voor de boutafstand. Voer een waarde in voor elke afstand tussen de bouten. Voer bijvoorbeeld twee waarden in als er drie bouten in zitten. |
Basiseigenschappen van bouten
Optie |
Beschrijving |
Standaard |
---|---|---|
Boutdiameter |
Boutdiameter. |
Beschikbare diameters worden in de boutsamenstellingendatabase gedefinieerd. |
Boutnorm |
De boutnorm die in de component moet worden gebruikt. |
Beschikbare normen worden in de boutsamenstellingendatabase gedefinieerd. |
Tolerantie |
De ruimte tussen de bout en het gat. |
|
Draad in mat |
Hiermee definieert u of de draad van de bout zich in de geboute onderdelen kan bevinden. Deze optie heeft geen effect wanneer er bouten met volledige draad worden gebruikt. |
Ja |
Montage/werkplaats |
Locatie waar de bouten moeten worden bevestigd. |
Montage |
Zigzagsgewijze plaatsing van bouten
Optie |
Beschrijving |
---|---|
|
Standaard Niet zigzagsgewijs AutoDefaults kan deze optie wijzigen. |
|
Niet zigzagsgewijs |
|
Zigzagtype 1 |
|
Zigzagtype 2 |
|
Zigzagtype 3 |
|
Zigzagtype 4 |
Tabblad Algemeen
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:
Tabblad Berekening
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:
Tabblad Berekening
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:
Lassen
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling: