Houten gordingschoen (15)
Houten gordingschoen (15) creëert een verbinding tussen een stalen ligger en een houten gording. Er wordt een gordingschoen gelast aan de stalen ligger, waarin een houten gording is aangebracht. U kunt verschillende profielen gebruiken om de gordingschoenen te maken, bijvoorbeeld U-vormige en L-vormige profielen. De gordingschoen heeft gaten, zodat de houten gording met houtdraadbouten kan worden verbonden.
Gemaakte objecten
-
Gordingschoen
-
Bouten
-
Lassen
Gebruiken voor
Situatie | Beschrijving |
---|---|
Houten gordingschoen, U-profiel. |
|
Houten gordingschoen, I-profiel. |
|
Houten gordingschoen. |
|
Houten gordingschoen, gording heeft inkepingen. |
Voordat u begint
Maak een stalen ligger en een gording.
Volgorde van selectie
-
Selecteer de ligger (hoofdonderdeel).
-
Selecteer de houten gording (aansluitend onderdeel).
De verbinding wordt automatisch gemaakt als het aansluitende onderdeel wordt geselecteerd.
Onderdeelidentificatiecode
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Gordingschoenprofiel |
2 |
Plaat onder |
3 |
Boutgroep |
Tabblad Afbeelding
Op het tabblad Afbeelding definieert u de offset maatlijnen van het schoenprofiel, de voetplaat en de inkeping.
Offset-maatlijnen
Beschrijving | Standaard | |
---|---|---|
1 |
De profiel offset van de schoen vanaf de bovenzijde van de gording. |
|
2 |
Offset schoenprofiel vanaf de bovenzijde van de stalen ligger. Deze afmeting heeft voor voorrang op de offset van het schoenprofiel. |
5 mm |
3 |
Offset van de onderste plaat in de richting van de houten gording. Als u geen waarde invoert en de onderzijde van de stalen ligger is lager dan de onderkant van de houten gording, dan wordt de onderste plaat automatisch naar het lijf van het hoofdonderdeel verlengd. Bijvoorbeeld: |
0 |
4 |
De offset van de onderste plaat in de richting van het hoofdonderdeel. |
0 |
5 |
Offset van de raveling. Als de breedte van het schoenprofiel niet voldoende is, krijgt de houten gording een raveling. |
Tabblad Onderdelen
Definieer in het tabblad Onderdelen de eigenschappen van het schoenprofiel en de onderste plaat.
Onderdelen
Optie | Beschrijving |
---|---|
Plaat onder |
Dikte van de onderste plaat. |
Profiel |
Selecteer het doorsnedeprofiel van de schoen in de profielendatabase. Als u geen profiel selecteert, wordt de schoenprofielvorm gebruikt die in Doorsnedetype is geselecteerd. |
Doorsnedetype |
Selecteer het doorsnedetype van het schoenprofiel. Het doorsnedetype wordt gebruikt wanneer een profiel niet in het Profiel is gedefinieerd. Welk profiel wordt gebruikt, is afhankelijk van de breedte van de houten gording. Het schoenprofiel moet zodanig worden gekozen dat de houten gording bij de schoen past zonder dat er een raveling in de houten gording nodig is. Er worden databaseprofielen gebruikt, behalve de laatste twee opties: Gezette plaat met U-vorm en gezette plaat met L-vorm. Wanneer u een van deze gebruikt, kunt u in Schoen aanmaken als aangeven of het U-vormige of het L-vormige profiel wordt gemaakt als een gezette plaat of een polyprofiel. Als u een polyprofiel maakt, kunt u een tekening van de uitgeslagen gezette plaat met zetlijnen maken. |
Optie |
Beschrijving |
Standaard |
---|---|---|
Pos.nr. |
Prefix en startnummer voor het positienummer van het onderdeel. Sommige componenten hebben een tweede rij met velden waarin u het positienummer van het merk kunt invoeren. |
Het standaard startnummer van het onderdeel wordt gedefinieerd in de categorie Componenten in het menu . |
Materiaal |
Materiaalkwaliteit. |
Het standaardmateriaal wordt gedefinieerd in het vak Materiaal van onderdelen in de categorie Componenten in het menu . |
Naam |
De naam die in tekeningen en lijsten wordt weergegeven. |
|
Afwerking |
Beschrijft hoe het oppervlak van het onderdeel is behandeld. |
Doorsnede afmetingen
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Breedte schoenprofiel. Als u een databasedoorsnede hebt geselecteerd ( Als u bijvoorbeeld de doorsnede Als u een waarde gebruikt die niet geldig is, verdwijnt het schoenprofiel. |
2 |
Flenshoogte schoenprofiel. U kunt de flenshoogte voor gezette platen met U-vorm en met L-vorm definiëren. |
3 |
Flensdikte schoenprofiel. U kunt de flensdikte voor gezette platen met U-vorm en met L-vorm definiëren. |
Referentielijn schoen
Definieer de positie van de referentielijn van het schoenprofiel.
L positie
Selecteer de profielpositie van de schoen als het profiel L-vormig is. De opties zijn links of rechts:
Schoen aanmaken als
Als u een U-vormige plaat of een L-vormige gezette plaat in Doorsnedetype hebt geselecteerd, kunt u selecteren of de plaat als een gezette plaat of een polyprofiel wordt gemaakt.
Selecteer Polyprofiel om een tekening uitgeslagen gezette plaat met gebogen lijnen te maken.
Als u Gezette plaat selecteert, kunt u geen tekening van de uitgeslagen gezette plaat met zetlijnen maken.
Tabblad Gaten
Definieer op het tabblad Gaten de gateigenschappen en het patroon in het schoenprofiel.
Basiseigenschappen
Optie | Beschrijving | Standaard |
---|---|---|
Boutnorm |
Boutsamenstellingstandaard die in de component moet worden gebruikt. De beschikbare standaarden worden in de boutsamenstellingendatabase gedefinieerd. |
De standaardwaarde is 4014-8.8. |
Boutdiameter |
Gatdiameter. |
18 mm |
Merktype |
Locatie waar de bouten moeten worden bevestigd. |
Montage |
Sleufgaten
Beschrijving | Standaard | |
---|---|---|
1 |
Verticale maatlijn van het sleufgat. |
0 geeft een rond gat. |
2 |
Horizontale maatlijn van het sleufgat of speling voor oversized gaten. |
0 geeft een rond gat. |
Afmetingen
Beschrijving | |
---|---|
1 |
Randafstand gat. De randafstand is de afstand van het hart van een bout tot de rand van het onderdeel. |
2 |
Aantal gaten. |
3 |
Tussenafstand van gaten. Gebruik een spatie om de tussenafstanden te scheiden. Voer voor elke afstand tussen de gaten een waarde in. Voer bijvoorbeeld twee waarden in als er drie gaten zijn. |
Verticale offset
Definieer de verticale verschuiving tussen de boutgroepen.
Als de gording aan beide zijden van het schoenprofiel op dezelfde hoogte is vastgezet, kunnen de schroeven elkaar raken. Om dit te voorkomen, kan één gatpatroon verticaal worden verschoven. Op deze manier kunnen de schroeven elkaar niet raken. De standaardwaarde is 0. Bijvoorbeeld:
De verticale offset kan alleen worden gebruikt wanneer u geen verticale randafstand invoert voor de boutgroep die moet worden verschoven. Als u een waarde voor deze randafstanden invoert, wordt de randafstand toegepast en het gatpatroon wordt niet verticaal verschoven.
Tabblad Extra lasparameters
Definieer in het tabblad Extra lasparameters hoe het schoenprofiel met het hoofdonderdeel wordt verbonden.
Onderdelen verbinden als
Stel het gewenste verbindingstype in voordat u de component aan het model toevoegt.
Als u het verbindingstype moet wijzigen nadat u de component aan het model hebt toegevoegd, moet u de component verwijderen en deze opnieuw maken met het gewijzigde verbindingstype.
Optie | Beschrijving |
---|---|
Aansluitend onderdeel van las |
Het schoenprofiel wordt bemaat en gemarkeerd als een gelast onderdeel in de merktekening. Het is niet mogelijk om een aparte merktekening van het schoenprofiel te maken. |
Submerk |
Het schoenprofiel wordt als submerk toegevoegd. Het is mogelijk om een aparte merktekening van het schoenprofiel te maken. In de merktekening van het hoofdonderdeel wordt de positie van het submerk bemaat, maar niet de maatlijnen van de submerkonderdelen. Dit komt doordat dit submerk al is samengesteld wanneer het aan het hoofdonderdeel wordt gelast. Dit resulteert in beter leesbare merktekeningen. |
Tabblad Algemeen
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:
Tabblad Berekening
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:
Lassen
Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling: