1. Klik op de knop Gebruikersinformatie in het zijvenster.

   U kunt ook naast op het lint op de pijl omlaag klikken en vervolgens Gebruikersinformatie selecteren.

   Het venster Gebruikersinformatie wordt in het zijvenster geopend.

2. Selecteer in de lijst Lijsttype de lijsttemplate die u voor het weergeven van de objectgegevens wilt gebruiken.
3. Selecteer een modelobject.

   Tekla Structures geeft de objecteigenschappen in het zijvenster weer.

   Als u meerdere objecten of objecttypen zoals bijvoorbeeld onderdelen, bouten en wapeningsstaven selecteert, geeft Tekla Structures de hoeveelheid van alle geselecteerde objecten weer, ongeacht de objecttypen of de gebruikte lijsttemplate. Voor de objecteigenschappen die verschillen geeft Tekla Structures Varieert weer.

U kunt instellen welke gegevens in het zijvenster Gebruikersinformatie worden weergegeven. U kunt lijsttemplates en de attributen daarin toevoegen en wijzigen.

1. Klik op de knop Gebruikersinformatie in het zijvenster.

   U kunt ook naast op het lint op de pijl omlaag klikken en vervolgens Gebruikersinformatie selecteren.

   Het venster Gebruikersinformatie wordt in het zijvenster geopend.

2. Klik op de knop .

   Het dialoogvenster Inhoud beheren verschijnt.

   

   De lijst Attributen bevat de attributen die standaard beschikbaar zijn. In het gebied Berekende attributen kunt u uw eigen attribuutformules maken. De lijst Inhoud van de Gebruikersinformatie bevat de attributen waarvan de waarden in het zijvenster worden weergegeven.

3. Definieer welke lijsttemplates en attributen beschikbaar zijn.

   • Als u een bestaande lijsttemplate wilt wijzigen, selecteert u deze in de linkerbovenlijst in het dialoogvenster Inhoud beheren.

   • Als u een nieuwe lijsttemplate wilt maken, voert u een naam in het vak naast de knop in en klikt u vervolgens op .

   • Als u de standaardattributen wilt wijzigen, bewerkt u het bestand InquiryTool.config.

     U kunt bijvoorbeeld de eenheden van de attributen wijzigen.

   • Als u een nieuw berekend attribuut wilt maken, klikt u op de knop onder het gebied Berekende attributen. Als u een berekend attribuut wilt maken en wijzigen, dubbelklikt u in een cel in het gebied Berekende attributen. Voer in de cel Attribuut de naam van het attribuut in. Gebruik in de cel Vergelijking attribuutnamen en standaard wiskundige symbolen (+, -, * en /) om vergelijkingen op te stellen.

4. Definieer welke attributen in het zijvenster Gebruikersinformatie worden weergegeven.

   • Als u meer attributen aan het zijvenster wilt toevoegen, selecteert u een attribuut in de lijst Attributen of Berekende attributen en klikt u vervolgens op de knop .

   • Als u attributen uit het zijvenster wilt verwijderen, selecteert u een attribuut in de lijst Inhoud van de Gebruikersinformatie en klikt u vervolgens op de knop .

   • U wijzigt de volgorde van de attributen met de knoppen .

   • Als u de formule van een attribuut wilt wijzigen, klikt u op de pijl omlaag en selecteert u een andere formule (Som, Gemiddelde, Max. of Min.) in de lijst.

5. Klik op om de wijzigingen op te slaan.

Gebruik het bestand InquiryTool.config om te bepalen welke attributen als standaardattributen in het dialoogvenster Inhoud beheren in de tool Gebruikersinformatie worden weergegeven.

1. Open het bestand InquiryTool.config in een standaard teksteditor.
2. Kopieer de volledige inhoud van [ATTR_CONTENT_??] naar het eind van het bestand.
3. Wijzig het positienummer van het nieuwe attribuut.

   Wijzig bijvoorbeeld [ATTR_CONTENT_??] in [ATTR_CONTENT_66].

4. Wijzig de waarden NAME, DISPLAY_NAME, DATATYPE, UNIT en DECIMAL van het nieuwe attribuut. Gebruik de attribuutnamen en -definities die zich in het bestand contentattributes_global.lst of contentattributes_userdefined.lst bevinden.
5. Wijzig de waarde TOTAL_ATTR_CONTENT zodat deze het totale aantal attributen in het bestand aanduidt.

   Wijzig bijvoorbeeld TOTAL_ATTR_CONTENT=65 in TOTAL_ATTR_CONTENT=66.

6. Sla het bestand op.