Omgevings, bedrijfs- en projectinstellingen voor beheerders
Tekla Structures-instellingen worden op meerdere layers beheerd.Op de hoogste layer zijn er vastgelegde standaardinstellingen die niet kunnen worden gewijzigd maar die u op de volgende layers kunt overschrijven.
-
Algemene omgevingsinstellingen die vooraf ingestelde waarden in de installatie bevatten.Deze kunnen worden gewijzigd of verwijderd.De omgeving Common wordt meestal altijd in de installatie opgenomen.
-
Regionale omgevingsinstellingen met vooraf ingestelde waarden die geschikt zijn voor specifieke regionale gebieden.
U kunt indien nodig de gemeenschappelijke omgeving en de geselecteerde regionale omgeving opschonen van de bestanden die u niet nodig hebt.
-
De variabele
XS_FIRM
die een map definieert, meestal op een netwerkstation, die instellingen voor alle gebruikers binnen uw bedrijf laadt.Deze map is de hoofdcontainer van bestanden voor het bedrijf.
-
De variabele
XS_PROJECT
die een map definieert, meestal op een netwerkstation, die een hoger niveau instellingen voor alle gebruikers binnen een bepaald project laadt. -
Modeltemplate die vanuit de omgeving of vanuit de netwerkmappen wordt geladen.De modeltemplate wordt slechts eenmaal geladen wanneer u begint met het maken van een nieuw model.
-
De inhoud van de modelmap die lokaal wordt opgeslagen wanneer u instellingen toevoegt of bewerkt.
Als u inhoud in de modelmap opslaat, overschrijven de vooraf opgeslagen instellingen in andere locaties dezelfde instellingen die in de modelmap zijn gevonden.
-
De Windows-map AppData voor gebruikerspecifieke instellingen met betrekking tot de Tekla Structures-gebruikersinterface.
Omgevingsinstellingen
Algemene instellingen
Alle instellingen en bestanden die in alle omgevingen hetzelfde zijn, worden in de map \Tekla Structures\<versie>\Environments\common opgeslagen.Bestanden en instellingen die specifieke voor een omgeving zijn, bevinden zich in aparte omgevingsmappen.
Het bestand env_global_default.ini bevindt zich ook in de map \common.Het bestand bepaalt de standaardinstellingen en het is het eerste bestand dat wordt gelezen.Andere initialisatiebestanden worden na dit bestand gelezen en als de andere bestanden dezelfde instellingen bevatten, overschrijven ze de vorige instellingen.
Landspecifieke instellingen
De landspecifieke of regiospecifieke instellingen bevinden zich in de omgevingenmappen en worden door uw lokale Trimble-kantoor/-leverancier gelokaliseerd.De mapstructuur van de omgevingen kan variëren, maar dezelfde soort instellingen bestaan.De instellingen die gelokaliseerd zijn, bevatten bijvoorbeeld de profielendatabase, de materialendatabase, lijsten, selectiefilters, aanzichtfilters, componenten en gebruikerscomponenten, macro's, gebruikersattributen en tekeningeninstellingen.
Bedrijfsinstellingen
Instellingen op bedrijfsniveau zijn hoofdzakelijk instellingen die voor alle projecten door het hele bedrijf worden gebruikt. Deze instellingen worden ingesteld met XS_SYSTEM
en XS_FIRM
.
Voor een groter bedrijf met dochterondernemingen kunnen de instellingen als volgt worden gebruikt:
XS_SYSTEM
kan meerdere paden bevatten en verwijst naar algemene instellingen binnen het bedrijf. Dit kunnen bijvoorbeeld bedrijfslogo's, lijsten, printerinstellingen, tekeninginstellingen en templates zijn. Dit zijn instellingen die zelden wijzigen en op een server worden opgeslagen die voor allen beschikbaar is. Als het bedrijfslogo bijvoorbeeld wordt bijgewerkt, hoeft dit alleen op één plek te worden vervangen.XS_FIRM
verwijst naar de bedrijfsmap die door het bedrijf of een dochteronderneming is ingesteld. De map bevat alle bedrijfsinstellingen die op het specifieke kantoor worden gebruikt. Dit kunnen bijvoorbeeld logo's, tekeninginstellingen, templates, lijsten of printerinstellingen zijn. De bedrijfsmap kan ook door de gebruiker gedefinieerde submappen bevatten voor het opslaan van bestanden met eigenschappen.XS_PROJECT
verwijst naar de projectmap. De map bevat bijvoorbeeld projectinstellingen zoals logo's voor aannemers en fabrikanten of tekeninginstellingen. De projectmap kan ook door de gebruiker gedefinieerde submappen bevatten voor het opslaan van bestanden met projectspecifieke eigenschappen.
Raadpleeg voor meer informatie over de zoekvolgorde van mappen Zoekvolgorde voor mappen.
U kunt in uw eigen netwerk ook online of offline bedrijfspecifieke verzamelingen van Tekla Warehouse gebruiken. Gebruik Trimble Identity voor het downloaden of installeren van de online verzamelingen. Raadpleeg ook Trimble Identity voor Tekla Online services.
De toegang tot de offline verzameling wordt beheerd met maprechten in uw netwerk en op het verzamelingsniveau in het bestand collections.json op de computer van elke gebruiker.
"collections"
"\\\\server-A\\company\\Tekla Structures collection"
Het bestand collections.json kan met geselecteerde personen worden gedeeld door het naar de map C:\Users\Public\Documents\Tekla\Tekla Warehouse\ te kopiëren.
Modeltemplates
U kunt een model met de gewenste instellingen opslaan en het model als een template voor het maken van nieuwe modellen gebruiken. Dit kan erg handig zijn als uw bedrijf verschillende soorten projecten heeft, zoals parkeergarages, kantoorgebouwen, bruggen en industrieën.
Als u een modeltemplate maakt, begint u altijd met het maken van een nieuw leeg model. Dit komt doordat oude modellen die in live projecten zijn gebruikt niet volledig kunnen worden opgeschoond. Ze kunnen een overvloed aan gegevens bevatten waardoor de grootte van het model toeneemt, zelfs als u alle objecten en tekeningen uit het model verwijdert.
U maakt als volgt een modeltemplate:
- Maak een nieuw model en geef het een unieke naam.
- Voeg in het model de gewenste profielen, gebruikerscomponenten en andere benodigde items aan het model toe.
- Klik in het menu Bestand op .
U moet het model opslaan om gebruikerscomponenten in het bestand xslib.db1 op te nemen. Als u het model niet opslaat, worden de gebruikerscomponenten niet in de modeltemplate opgenomen.
- Klik in het menu Bestand op .
- Voer een naam voor de modeltemplate in en selecteer welke databases, tekeningtemplates, lijsttemplates en modelsubmappen u in de modeltemplate wilt opnemen.
- Klik op OK.
De map van de modeltemplate wordt standaard in uw omgevingsmap onder ..ProgramData\Trimble\Tekla Structures\<version>\environments\<your environment>\ opgeslagen. De exacte maplocatie kan afhankelijk van uw omgeving en rol variëren. Gebruik de variabele XS_MODEL_TEMPLATE_DIRECTORY om een andere locatie te definiëren.
U kunt modeltemplates via Tekla Warehouse downloaden, delen en opslaan. De afbeelding hieronder geeft een voorbeeld van een modeltemplate in Tekla Warehouse weer.
De knop In model invoegen in Tekla Warehouse installeert de modeltemplate rechtstreeks in de map waar door XS_MODEL_TEMPLATE_DIRECTORY
naar wordt verwezen. U kunt de template direct gebruiken wanneer u een nieuw model maakt.
Modeltemplates in een versie-update van Tekla Structures
We raden u ten zeerste aan uw modeltemplates in de versie-upgrade van Tekla Structures bij te werken.
U werkt als volgt een modeltemplate bij:
- Maak een nieuw model met een bestaande modeltemplate.
- Geef het model dezelfde naam als in de vorige versie van Tekla Structures.
- Open een 3D-venster.
- Klik in het menu Bestand op .
- Klik op het tabblad Venster op om een projectminiatuur te maken of een gebruikersafbeelding met de naam thumbnail.png in de modelmap toe te voegen.
Het voorkeursformaat van de afbeelding is
120 x 74
pixels. - Klik in het menu Bestand op .
Als u dit niet doet, kan er een melding met een waarschuwing verschijnen dat het model in een vorige versie is gemaakt.
- Klik in het menu Bestand op .
- Selecteer welke databases, tekeningtemplates, lijsttemplates en modelsubmappen u in de modeltemplate wilt opnemen.
- Klik op OK.
- Verwijder handmatig alle *.db-bestanden (omgevingsdatabase, databasebestanden met opties) uit de modelmap.
De *.bak, *.log en xs_user bestanden worden automatisch uit de modelmap verwijderd.
Verwijder niet de .idrm-bestanden (db.idrm en xslib.idrm) omdat deze onderdeel van het model zijn.
De modeltemplate wordt opgeslagen in een locatie die door
XS_MODEL_TEMPLATE_DIRECTORY
wordt aangewezen.U beschikt nu over een voorbeeldafbeelding voor uw modeltemplate. De database Applicaties en componenten is nu ook op orde en eenvoudig te gebruiken.
Lijsten en tekeningen aanpassen
Als uw bedrijf al grafische templates in de indeling DXF, DWG of DGN heeft, kunt u deze templates naar Tekla Structures-templates converteren. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over hoe u dit doet de informatie over AutoCAD- en Microstation-bestanden in de Help van de Template Editor.
Raadpleeg voor informatie over hoe u uw eigen templates en lijsten maakt de Help van de Template Editor, Lijsten en Templates.
Kloontemplates voor tekeningen
U moet het klonen van tekeningen overwegen indien het volgende van toepassing is:
- Er bevinden zich meerdere vergelijkbare onderdelen, merken of betonelementen in het model.
- U moet onderdeel-, merk- of betontekeningen van vergelijkbare onderdelen, merken of betonelementen maken.
- Voor de tekeningen zijn veel handmatige bewerkingen nodig.
U kunt bijvoorbeeld een tekening voor één spant maken, de tekening bewerken en deze vervolgens voor vergelijkbare spanten klonen. Dan hoeft u alleen de gekloonde tekeningen waar de spanten verschillen te wijzigen.
De gekloonde tekening kan meer onderdelen bevatten dan de originele tekening. Onderdeeleigenschappen, labels, associatieve opmerkingen en verwante tekstobjecten worden gekloond van een vergelijkbaar onderdeel in de originele tekening.
Kloontemplates in de Tekeningendatabase
U kunt tekeningen klonen door de templates van de Tekeningendatabase te gebruiken. Een kloontemplate in de Tekeningendatabase kan ook in andere modellen worden gebruikt. Ze kunnen worden gebruikt in projecten die dezelfde soort tekeningen hebben.
U maakt als volgt kloontemplates:
- Selecteer een tekening in de Documentmanager.
- Rechtsklik, selecteer Toevoegen aan tekeningendatabase en vul vervolgens de gewenste eigenschappen in.
De kloontemplate kunt u vinden onder Kloontemplates in de Tekeningendatabase. Als u kloontemplates in andere modellen wilt gebruiken, opent u de Tekeningendatabase in het model, klikt u op de knop op de werkbalk en voegt u het model toe waar de templates zijn opgeslagen.
Voor meer informatie over de Tekeningendatabase en kloontemplates, raadpleegt u Tekeningen maken in de Tekeningendatabase.
Projectinstellingen
Uw eigen componentenmap maken
Meestal worden slechts een paar verschillende verbindingen en componenten in een project gebruikt. Als u ervoor wilt zorgen dat iedereen in het project dezelfde componenten gebruikt en de componenten sneller vindt, raden we u aan een componentenmap voor uzelf te maken.
- Klik op de knop Applicaties en componenten in het zijvenster om de database Applicaties en componenten te openen.
- U maak als volgt een nieuwe groep voor het project: Rechtsklik in de database en selecteer Nieuwe groep.
- U voegt als volgt componenten aan de groep toe: Selecteer de componenten in de database, rechtsklik en selecteer Aan groep toevoegen. Selecteer vervolgens de groep waaraan de componenten worden toegevoegd. U kunt de geselecteerde componenten ook naar een andere groep slepen.
- U verbergt de groepen die u niet nodig hebt als volgt: Selecteer de groep, rechtsklik en selecteer Verberg/Toon.
Gebruik in de database Applicaties en componenten de commando's in Toegang tot geavanceerde functies > Databasebeheer om databasedefinities te wijzigen. Voor meer informatie raadpleegt u De database Applicaties en componenten aanpassen en XS_COMPONENT_CATALOG_ALLOW_SYSTEM_EDIT.
Voor meer informatie over de database Applicaties en componenten, raadpleegt u De database Applicaties en componenten gebruiken.
Projecteigenschappen definiëren
Projectinformatie is bijna altijd nodig tijdens een project. Definieer aan het begin van een project de projectgegevens zodat lijsten en tekeningen automatisch de juiste gegevens weergeven. U kunt de projecteigenschappen ook tijdens het project bijwerken.
- Klik in het menu Bestand op Projecteigenschappen.
- Bewerk de projecteigenschappen.
Als u de eigenschappen bewerkt, markeert Tekla Structures de gewijzigde eigenschappen geel.
- Wanneer u klaar bent met de wijzigingen, klikt u op Wijzigen om de wijzigingen toe te passen.
Templates en lijsten maken en wijzigen
U kunt bestaande lijsten en templates wijzigen of uw eigen templates maken door de Template Editor te gebruiken. Als u de Template Editor wilt openen, klikt u op of dubbelklikt u in een geopende tekening op een bestaande template om de tool te openen. Raadpleeg voor meer informatie Template Editor User's Guide.
Als uw templates zich in een beveiligde map bevinden, zijn de templates alleen-lezen en kunt u een gewijzigde template niet in een beveiligde map opslaan. Voer in dat geval Tekla Structures als een beheerder uit.
Printers instellen
Tekla Structures gebruikt Windows-stuurprogramma's om afdrukgegevens rechtstreeks naar de interface van het Windows-afdrukapparaat te schrijven. U kunt tekeningen afdrukken als PDF-bestanden, als plotbestanden opslaan (.plt) voor het afdrukken met een printer/plotter of afdrukken op een geselecteerde printer. Als u naar verschillende papierformaten wilt afdrukken, moet u het drawingsizes.dat-bestand wijzigen. Voor meer informatie, raadpleegt u Configuratiebestanden die bij het afdrukken worden gebruikt. U kunt ook de lijndikte van de afgedrukte tekeningen wijzigen. Voor meer informatie, raadpleegt u Naar een .pdf-bestand, plotbestand (.plt) of printer afdrukken en Lijndikte in tekeningen.
U kunt de manier waarop Tekla Structures automatisch de .pdf-bestanden en plotbestand een naam geeft, beïnvloeden door bepaalde tekeningtypespecifieke variabelen te gebruiken. Voor meer informatie, raadpleegt u Namen van afdrukuitvoerbestanden aanpassen.