Aanbevolen methoden in Tekla Model Sharing

Tekla Structures
2022
Tekla Structures

Aanbevolen methoden in Tekla Model Sharing

Als u uw gedeelde modellen in een goede staat wilt houden en uw wijzigingen met succes wilt delen, volgt u de onderstaande aanbevolen Tekla Model Sharing-methoden.

Opmerking:

De gebruikers van hetzelfde gedeelde model moeten dezelfde Tekla Structures-versie hebben en bij voorkeur hetzelfde nieuwste Service Pack gebruiken.

Raadpleeg voor algemene Tekla Model Sharing instructies voor het oplossen van problemen Problemen oplossen in Tekla Model Sharing.

GUID'S correct in gedeelde modellen gebruiken

Tekla Structures-objecten hebben een identificeerder die als een object-GUID (Globally Unique Identifyer) wordt weergegeven, die ook in Tekla Model Sharing wordt gebruikt.

Dit betekent dat functies die geen GUID's gebruiken, moeten worden gewijzigd om GUID's te gebruiken:

  • Uitwisselbaarheid import-/exportacties:

    • FabTrol XML

    • ASCII

  • Alle andere applicaties, macro's en lijstprocessen die van statische ID's afhankelijk zijn.

Lokale versies van gedeelde modellen op uw computer opslaan

We raden u aan om de lokale versies van gedeelde modellen om twee belangrijke redenen op uw computer in plaats van een netwerkstation op te slaan:

  • De prestaties van gedeelde modellen is beter wanneer de lokale modellen op uw eigen computer worden opgeslagen. Dit betekent dat de modellen bijvoorbeeld sneller openen.

  • Het opslaan van gedeelde modellen op uw eigen computer voorkomt dat andere gebruikers er toegang toe krijgen en belangrijke bestanden per ongeluk blokkeren.

Als u lokale modellen nog steeds op een netwerkstation wilt opslaan, gebruikt u een persoonlijk netwerkstation waartoe andere gebruikers geen toegang hebben.

Regelmatig basislijnen maken

De Eigenaar van een model moet regelmatig basislijnen van het model maken. U kunt bijvoorbeeld eenmaal per week een basislijn maken.

We raden u aan om elke keer wanneer een nieuwe gebruiker voor het model is uitgenodigd een nieuwe basislijn te maken. Op deze manier is het deelnemen aan het gedeelde model sneller.

Een back-up van gedeelde modellen maken

We raden u aan om van de in Tekla Model Sharing gebruikte modellen een back-up te maken. Als er zich problemen met een gedeeld model voordoen, is het mogelijk om een lokale versie van het model van een willekeurige gebruiker of een model waarvan een back-up is gemaakt te selecteren en vervolgens het werken met dat model te vervolgen. Zorg ervoor dat u een model in gebruik hebt waarvan een volledige een back-up is gemaakt en waarin de modelmap is opgenomen, bijvoorbeeld tekeningen en verschillende databases. Dit zorgt ervoor dat het model correct werkt en u geen gegevens kwijtraakt. Als het model waarvan u een back-up hebt gemaakt verouderd is, kan het inlezen van alle wijzigingen enige tijd duren.

Maak een back-up van uw modellen volgens uw bedrijfsconventies, bijvoorbeeld door Windows Back-up te gebruiken. U kunt ook het commando Bestand > Opslaan als > Opslaan en back-up maken gebruiken om een back-up van het model te maken. De back-up heeft dezelfde GUID's als het oorspronkelijke model.

Het commando Opslaan als kan niet voor het maken van een back-up van het model worden gebruikt. Als u Opslaan als gebruikt, krijgt het model nieuwe ID's en is het niet aan het oorspronkelijke model gerelateerd. Als u het commando Opslaan als gebruikt, wordt de modelhistorie niet met het opgeslagen model gekopieerd.

Nummer modelobjecten in Tekla Model Sharing

Het nummeren van een gedeeld model heeft drie belangrijke fasen: het inlezen van de wijzigingen die door andere gebruikers zijn aangebracht, het nummeren van een reeks objecten en het wegschrijven van de nummeringswijzigingen. Gebruik altijd het commando Reeks van geselecteerde objecten nummeren wanneer u onderdelen in een gedeeld model nummert. Als u onnodig werk en conflicten wilt voorkomen, moet u het commando Gewijzigde objecten nummeren niet gebruiken.

Voordat u objecten in een gedeeld model gaat nummeren, moet u de nummering zorgvuldig plannen. We raden u aan het model in fasen te verdelen en dat elke gebruiker alleen objecten nummert binnen de fase waarin er wordt gewerkt. Op die manier kunt u nummeringsconflicten in uw gedeelde modellen voorkomen.

Als u een fase wilt nummeren, doet u het volgende:

  1. Voltooi de wijzigingen die u aanbrengt in de fase waarin u werkt.
  2. Sla het model op.
  3. Lees de wijzigingen in die door andere gebruikers zijn aangebracht.
  4. Controleer de wijzigingen en sla het model op.
  5. Selecteer de onderdelen in een nummeringreeks die is gewijzigd.

    U kunt selectie filters maken om objecten in een bepaalde nummeringsreeks te selecteren. U kunt bijvoorbeeld een selectiefilter maken waarmee u objecten met hetzelfde startnummer van het merk kunt selecteren.

  6. Gebruik het tabblad Tekeningen & Lijsten om Start nummeren > Reeks van geselecteerde objecten nummeren te selecteren.

    Herhaal indien nodig de stappen 5 tot en met 6 voor andere nummerreeksen.

  7. Wanneer het nummeren met succes is uitgevoerd, slaat u het model op.
  8. Schrijf uw wijzigingen direct weg.
Was dit nuttig?
Vorige
Volgende