Een referentiemodel invoegen

Tekla Structures
2022
Tekla Structures

Een referentiemodel invoegen

U kunt referentiemodellen in een Tekla Structures-model invoegen. U kunt de referentiemodellen gebruiken om modellen van verschillende disciplines met uw eigen model te laten overlappen. Deze disciplines kunnen architect, fabrieksingenieur, service-ingenieur of andere structurele disciplines zijn.

Alle tekens onder 256 zijn toegestaan in een bestandsnaam voor een referentiemodel: zowel ASCII (0-127) als Extended ASCII (128-255). Als de bestandsnaam niet-ondersteunde tekens bevat, krijgt u een waarschuwing.

  1. Open een Tekla Structures-model waarin u een referentiemodel wilt invoegen.
  2. Als u het referentiemodel wilt invoegen, gaat u naar het menu Bestand en selecteert u Importeren > Invoegen referentiemodel.

    Als u dit commando selecteert, wordt zowel het venster Referentiemodellen als het dialoogvenster Model toevoegen geopend.

    U kunt het Referentiemodellen-paneel ook openen door eerst op de knop Referentiemodellen in het zijvenster te klikken en vervolgens op de knop Model toevoegen te klikken.

  3. Als u in het dialoogvenster Model toevoegen eerder gemaakte bestanden met referentiemodeleigenschappen hebt, laadt u het gewenste bestand door de lijst met eigenschappenbestanden bovenaan te selecteren.
  4. Blader in het dialoogvenster Model toevoegen naar het referentiemodel door op Bladeren... te klikken.

    U kunt referentiemodellen ook vanuit Windows Verkenner verslepen en meerdere modellen tegelijk invoegen.

    Raadpleeg voor een lijst met compatibele indelingen Referentiemodellen en compatibele indelingen.

  5. Selecteer een groep voor het model of voer de naam van een groep in.

    Als u geen naam voor de groep invoert, wordt het referentiemodel in de groep Standaard ingevoegd.

    U kunt modellen ook naar een bestaande groep slepen of nieuwe groepen maken. Als u een nieuwe groep maakt en niet direct referentiemodellen in de groep toevoegt, wordt de groep opgeslagen voor toekomstig gebruik.

  6. Selecteer in Locatie door een van de volgende opties:

    Modeloorsprong voegt het model relatief ten opzichte van 0,0,0 in.

    Werkvlak voegt het model relatief ten opzichte van het huidige werkvlakcoördinatensysteem in.

    Basispunt: <naam van basispunt> voegt het model relatief ten opzichte van het basispunt in door coördinatensysteemwaarden Oostcoördinaat, Noordcoördinaat, Hoogtemaat en Hoek naar het noorden van de definitie van het basispunt in Projecteigenschappen te gebruiken.

  7. Selecteer waar u het referentiemodel wilt plaatsen. U kunt coördinaten in de vakken Offset invoeren of een positie voor de oorsprong van het referentiemodel aanwijzen.

    Het maximumaantal decimalen voor de coördinaten is 13.

  8. Stel de Schaal van het referentiemodel in als deze afwijkt van degene in het Tekla Structures-model.

    U moet de schaal voor een DWG- of een DXF-bestand al in AutoCAD instellen. Wanneer u de eenheid voor een DWG- of DXF-bestand definieert en het bestand in AutoCAD opslaat, wordt de eenheid in Tekla Structures herkend en wordt het referentiemodel correct verschaald.

    Het maximumaantal decimalen voor de schaal is 13.

  9. U kunt het model rond de Z-as van het model roteren door een locatie in het model aan te wijzen of de gewenste waarde in het vak Rotatie in te voeren.

    Het maximumaantal decimalen voor de rotatiewaarde is 7.

  10. Klik op Meer om meer details weer te geven en de Code, Titel, Fase en Beschrijving van het referentiemodel toe te voegen.

    De titel is standaard dezelfde als de naam van het ingevoegd referentiemodel. Mogelijk wilt u bijvoorbeeld de naam van de discipline of het bedrijf in plaats daarvan gebruiken. De code kan een montagenummer, projectnummer of een nummer voor de boekhouding zijn. Schrijf de omschrijving volgens de bedrijfsconventies. De fase is de ontwerpfase van het referentiemodel (niet de fase in het Tekla Structures-model).

    Hieronder ziet u een voorbeeld van deze details wanneer u het referentiemodel opvraagt.

    U kunt alle details ook wijzigen nadat u het model hebt ingevoegd.

  11. Klik op Model toevoegen.
  12. Als het ingevoegde referentiemodel buiten het werkgebied ligt en daardoor niet geheel of helemaal niet in het modelvenster zichtbaar is, geeft Tekla Structures een waarschuwing. Klik op Vergroten om het werkgebied te vergroten zodat u het referentiemodel in het modelvenster kunt zien.

    Het referentiemodel word in de huidige fase van het Tekla Structures-model ingevoegd.

    Voor IFC-referentiemodellen wordt de offsetwaarde van de hoogte niet uit het ingevoegde referentiemodel gelezen.

    Wanneer een referentiemodel wordt ingevoegd of bijgewerkt, worden de referentiemodelgegevens naar de interne gegevensopslag van het Tekla Structures-model in de map <current model>\datastorage\ref gekopieerd. Het referentiemodel is zelfs zichtbaar als het oorspronkelijke bestand uit de oorspronkelijke locatie is verwijderd. De referentiemodelgegevens in deze map mogen niet worden aangeraakt.

Opmerking:

Voeg niet dezelfde referentiemodellen meerdere malen in het Tekla Structures-model in. Eén persoon moet alleen het referentiemodel bijwerken (klik op Verversen) om dubbele objectgegevens te voorkomen.

Als u het referentiemodel wilt bijwerken, moet u het oude referentiemodel niet uit een geopend Tekla Structures-model verwijderen en vervangen door een nieuwe omdat dan het verrichte werk aan het referentieobject in het oude model verloren gaat. Gebruik in plaats daarvan de functionaliteit van de wijzigingsdetectie.

Tip:

Als u alleen referentiemodellen en puntenwolken met het kijkvlak Kijkvlakken maken wilt knippen, stelt u de variable XS_DO_NOT_CLIP_NATIVE_OBJECTS_WITH_CLIP_PLANE in op TRUE. Als u dat doet, worden de oorspronkelijke objecten niet geknipt.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende