Snappen naar punten door exacte afstand of coördinaten te gebruiken - numeriek snappen
U kunt exacte afstanden en coördinaten invoeren wanneer u naar een positie snapt.Dit wordt numeriek snappen genoemd.
Een afstand of coördinaten invoeren
Gebruik het dialoogvenster Voer een numerieke locatie in om de afstand of de coördinaten van een positie waar u naar wilt snappen op te geven.
Voorbeeld van snappen: Langs een lijn naar een snappunt volgen
Volgen betekent dat u een lijn volgt en een punt op een bepaalde afstand langs de lijn aanwijst. U gebruikt het volgen meestal in combinatie met numerieke coördinaten en andere snaptools zoals snapknoppen en orthogonaal snappen. Dit voorbeeld geeft weer hoe u een punt op een opgegeven afstand langs een lijn moet aanwijzen. Gebruik het dialoogvenster Voer een numerieke locatie in om de afstand vanaf het laatst aangewezen punt op te geven.
U kunt ook:
-
Buiten het snappunt volgen, bijvoorbeeld 4000 eenheden vanaf het eerste punt.
-
Volg in tegenovergestelde richting door een negatieve waarde in te voeren, bijvoorbeeld -1000.
Raadpleeg voor een voorbeeld hoe u numeriek snappen in tekeningen moet gebruiken Een schetsobject op een opgegeven afstand plaatsen.
De snapmodus wijzigen
Tekla Structures heeft drie snapmodi: relatief, absoluut en globaal. Gebruik de variabele XS_KEYIN_DEFAULT_MODE
om de standaard snapmodus aan te duiden.
Opties voor coördinaten
In de onderstaande tabel ziet u welke gegevenstypen u in het dialoogvenster Voer een numerieke locatie in kunt invoeren.
Tekla Structures heeft drie snapmodi: relatief, absoluut en globaal. U kunt het standaard snappen tijdelijk overschrijven door in het dialoogvenster Voer een numerieke locatie in vóór de coördinaten een speciaal teken te gebruiken.
U kunt invoeren |
Beschrijving |
Speciaal teken |
---|---|---|
Eén coördinaat |
Een afstand in een aangegeven richting. |
|
Twee coördinaten |
Als u de laatste coördinaat (z) of hoek weglaat, gaat Tekla Structures ervan uit dat de waarde 0 is. In tekeningen negeert Tekla Structures de derde coördinaat. |
|
Drie coördinaten |
||
Cartesische coördinaten |
De x-, y- en z-coördinaten van een positie gescheiden door komma's. Bijvoorbeeld 100,-50,-200. |
, (komma) |
Polaire coördinaten |
Een afstand, een hoek op het xy-vlak en een hoek van het xy-vlak gescheiden door punthaken. Bijvoorbeeld 1000<90<45. De hoeken worden tegen de klok in groter. |
< |
Relatieve coördinaten |
Deze coördinaten zijn relatief ten opzichte van de laatste positie die u hebt aangewezen. Bijvoorbeeld @1000,500 of @500<30. |
@ |
Absolute coördinaten |
De coördinaten zijn gebaseerd op de oorsprong van het werkvlak. Bijvoorbeeld $0,0,1000. |
$ |
Globale coördinaten |
De coördinaten zijn relatief ten opzichte van de globale oorsprong en de globale x- en y-richting. Bijvoorbeeld 6000,12000,0. Dit is bijvoorbeeld handig wanneer u het werkvlak tegen een onderdeelvlak plaatst en zonder het werkvlak naar globaal te wijzigen naar een positie wilt snappen die in het globale coördinatensysteem is gedefinieerd. |
! |
Coördinaatasprefixen |
Wanneer rechtstreekse wijziging met relatieve en absolute coördinaten wordt gebruikt, kunt u ook asprefixen gebruiken om snappen alleen in de vooraf vastgestelde richtingen toe te staan. Bijvoorbeeld @z500 of $y6000,z-500. Asprefixen kunnen niet met globale coördinaten worden gebruikt. Als een van de ingevoerde coördinaatwaarden een asprefix heeft, moeten de andere waarden ook prefixen hebben. De asprefixen zijn niet hoofdlettergevoelig en de vooraf vastgestelde waarden kunnen in elke volgorde worden ingevoerd. |
X Y Z |