Snapinstellingen
Gebruik het dialoogvenster Snapinstellingen model in het menu om de snapinstellingen in het menu te bekijken en wijzigen. Het dialoogvenster Snapinstellingen tekening heeft dezelfde opties voor tekeningen. Deze instellingen zijn gebruikerspecifiek.
Optie | Beschrijving |
---|---|
Symbool |
Geef snapsymbolen weer of verberg deze. Schakel het selectievakje in om de snapsymbolen weer te geven en schakel het selectievakje uit om ze te verbergen. |
Actief (indien de vrije snap aanstaat) |
Schakel het selectievakje in om het snapstramien in te schakelen. |
Tussenafstand |
Definieer de stramienafstanden voor de oorsprong van het snapstramien. Als de afstand van de x-coördinaat bijvoorbeeld 500 is, kunt u met intervallen van 500 eenheden in de x-richting naar posities snappen. |
Oorsprong |
Definieer offsets voor de oorsprong van het snapstramien. |
Hoekinterval |
Stel het hoekinterval voor de tool Orthogonaal in. Deze instelling wordt gebruikt wanneer u naar orthogonale punten snapt. Als u het interval bijvoorbeeld op 10 instelt, snapt de tool Orthogonaal in het model of de tekening naar hoeken met intervallen van 10 graden. |
Aangepaste hoeken |
Definieer aangepaste hoeken voor de tool Orthogonaal. Deze instelling wordt gebruikt wanneer u naar orthogonale punten snapt. Scheid de waarden met spaties. Als u bijvoorbeeld 12,5 60 invoert, snapt de tool Orthogonaal in het model of de tekening naar de hoeken 12,5 en 60. |