Plaatsingstools voor bekisting - Wanden: configuratie
U kunt uw eigen configuratiebestanden voor Plaatsingstools bekisting - Wanden instellen.
De configuratie wordt gedaan door door komma gescheiden bestanden (.csv) te gebruiken, die met Microsoft Excel of een standaard teksteditor kunnen worden bewerkt. Elke afzonderlijke component van de bekistingssubtool heeft zijn eigen configuratiebestand.
De configuratiebestanden kunnen zich in een van de systeemmappen of in de submap met de naam Formwork tools in de huidige modelmap bevinden.
Voorbeelden van een configuratiebestanden bevinden zich in de map ...\Trimble\Tekla Structures\<version>\Environments\common\system\CIP\Formwork.
De configuratiebestanden worden meestal door de bekistingsleverancier en/of de productfamilies benoemd. Er kan een willekeurig aantal bestanden zijn en de bestanden worden met een specifiek suffix geïdentificeerd. Elk van de bestanden definieert een van de subtools in de component. De bestanden bevatten een verschillend aantal kolommen.
Gebruik de volgende configuratiebestanden voor Plaatsingstools bekisting - Wanden om te configureren:
-
panelen: xxxx.FormworkTools.Panels.csv
-
spanstaven voor de plaatsingstool van de spanstaaf: xxxx.FormworkTools.Ties.csv
-
afstandhouders van de spanstaaf die door plaatsingstool van de spanstaaf worden geplaatst: xxxx.FormworkTools.TieSpacers.csv
-
klampen: xxxx.FormworkTools.Clamps.csv
-
windverbanden: xxxx.FormworkTools.Braces.csv
-
stortplatformen: xxxx.FormworkTools.Platforms.csv
-
verdeelbalken: xxxx.FormworkTools.Walers.csv
-
voorwaarden (hoeken, pilasters en scheidingswanden): xxxx.FormworkTools.Conditions.csv
-
vullers: xxxx.FormworkTools.Fillers.csv
Accessoires in plaatsingstools bekisting
U kunt een bekistingaccessoire instellen om te worden gemaakt als ligger, een item of een gebruikerscomponent van het type onderdeel. Voor liggers en items kunt u daarnaast ook een van de item- of liggereigenschappen of de gebruikersattributen in het configuratiebestand instellen door nieuwe kolommen toe te voegen of als eigenschappenbestanden.
Elk configuratiebestand bevat een header-rij en gegevensrijen. De header-rij is de eerste rij die geen commentaarrij is, en deze geeft de configuratieparameternamen (kolomnaam). Elke gegevensrij geeft één product en definieert de parameters die worden gebruikt bij het plaatsen van de ligger, het artikel of de gebruikerscomponent van het type onderdeel.
Naast de headerrij en de gegevensrij kan het bestand commentaarrijen bevatten. Een commentaarrij is een rij die begint met tekst //.
U kunt de afstandseenheid definiëren door een rij toe te voegen:
DISTANCE_UNIT=MM
Als de afstandseenheid met de bovenstaande instelling is gedefinieerd, kunnen alle afstandswaarden als decimale waarden in de gespecificeerde eenheden worden opgegeven. De ondersteunde eenheden zijn: MM, DN, CM, M, INCH, FEET.
De volgende accessories zijn voor verschillende plaatsingtools bekisting beschikbaar - Wanden-producttypen. Bijvoorbeeld voor een beugel kunt u Brace, Bracket1 en Bracket2 accessoires specificeren.
Producttype | Accessoire |
---|---|
Paneel |
Panel |
Spanstaaf |
Part1, de werkelijke spanstaaf-staaf Part2, de vergrendeling aan de voorzijde Part3, de vergrendeling aan de achterzijde |
Afstandhouder spanstaven |
SpacerTube StartCone EndCone |
Klampen |
Part1 |
Verband |
Brace Bracket1 Bracket2 |
Platform |
Part1 Part2 |
Verdeelbalk |
Beam Clamp1 Clamp2 |
Vulplaat |
Timber Stud Plywood Part1 Part2 - Part10 |
Algemene configuratie-parametervelden
Als u de accessoires in een van de bekistingproducttypen wilt configureren, definieert u de volgende velden in het .csv-configuratiebestand.
Met de tekst [Accessory] in de volgende tabel wordt het toepasselijke accessoire aangegeven.
Kolomnaam in het .csv-bestand | Beschrijving |
---|---|
[Accessory].Profile [Accessory].Item [Accessory].CustomPart |
Plaatsingstools bekisting kunnen of liggers, items of gebruikerscomponenten van het type onderdeel in het model plaatsen. Als alle producten van hetzelfde type modelobject zijn, kunt u een van de drie veldnamen gebruiken en de corresponderende gegevenswaarde opgeven. De veldnaam geeft het standaardtype van het modelobject aan, maar u kunt het modelobjecttype ook overschrijven door de prefix BEAM:, ITEM: of CUSTOMPART: voor de werkelijke waarde toe te voegen. De werkelijke waarde voor BEAM: is een geldige profieltekenreeks, voor ITEM: een geldige artikelvormnaam en voor CUSTOMPART: een geldige aangepaste onderdeelnaam. |
[Accessory].Attributes |
Opgeslagen eigenschappenbestand dat gebruikt wordt om of onderdeel, item of eigenschappen van het gebruikerscomponment van het type onderdeel in te stellen. |
[Accessory].Name |
Naam van het onderdeel of het item of de Naameigenschap van het gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].Class |
Klasse van het onderdeel of het item of de klasse-eigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].Material |
Materiaal van het onderdeel of het item of de materiaaleigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].AssPrefix |
Onderdeel of itemnummering prefixmerk of de AssPrefix van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].AssStartNo |
Startnummer van het item of het merk of de eigenschap AssStartNo van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].PartPrefix |
Onderdeel of itemnummering prefixonderdeel, of de PartPrefix-eigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].PartStartNo |
Onderdeel of item onderdeel-startnummer, of de PartStartNo-eigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].Finish |
Beëindiging van het onderdeel of het item, of de eigenschap Beëindiging-gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
[Accessory].InputOrder |
Stel de definitieve locaties van de invoerpunten in ten opzichte van de standaard generieke begin- en eindpunten. De mogelijke waarden zijn:
Als het bestand .csv geen waarde bevat, wordt de standaardwaarde StartEnd gebruikt. |
[Accessory].PlanePosition |
Dit is Positie in het vlak wanneer de ligger, het item, of de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakaanzicht wordt ingevoegd. De opties zijn MIDDLE, LEFT en RIGHT. |
[Accessory].PlaneOffset |
Offset op vlak. De standaardwaarde is 0. |
[Accessory].Rotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het aanzicht wordt ingevoegd. De opties zijn FRONT, TOP, BACK en BELOW. |
[Accessory].RotationOffset |
Rotatieoffset in graden. De standaardwaarde is 0. |
[Accessory].DepthPosition |
Dit is Positie op diepte wanneer de ligger, het item, of de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakaanzicht wordt ingevoegd. De opties zijn MIDDLE, FRONT en BEHIND. |
[Accessory].DepthOffset |
Offset in diepte. De standaardwaarde is 0. |
[Accessory].StartOffset |
Offset van het werkelijke beginpunt vanaf het algemene beginpunt in het lokale coördinatensysteem. Geef de offset als x-, y- en z-waarden op die door een spatie of een dubbele punt worden gescheiden en tussen haakjes (0 100 0) staan. Als er geen waarde wordt opgegeven, wordt een offset van nul (0 0 0) gebruikt. |
[Accessory].EndOffset |
Offset van het werkelijke eindpunt vanaf het algemene eindpunt in het lokale coördinatensysteem. Geef de offset als x-, y- en z-waarden op die door een spatie of een dubbele punt worden gescheiden en tussen haakjes (0 100 0) staan. Als er geen waarde wordt opgegeven, wordt een offset van nul (0 0 0) gebruikt. |
[Accessory].UDA.XXXXXX |
Definieer extra waarden voor gebruikersattributen die op de modelobjecten worden toegepast. U kunt zo veel waarden voor gebruikersattributen introduceren als nodig is. De naam van het gebruikersattribuut (XXXXX) moet de interne naam zijn, niet de gelokaliseerde naam die in de gebruikersinterface wordt weergegeven. |
De plaatsingstool van het paneel configureren
.FormworkTools.Panels.csv
Voeg één rij voor elk paneel toe of wijzig deze.
De configuratie van alle accessoires die aan de panelen kunnen worden toegevoegd, wordt in het lokale coördinatensysteem van het paneel uitgevoerd. De oorsprong van het paneel bevindt zich in het middelpunt van het paneel.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, dit is meestal dezelfde voor alle regels. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
De unieke paneelnaam, die wordt weergegeven in de lijst Bekistingspaneel. |
PanelName |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel die in het model wordt ingevoegd. |
PanelAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
PanelInputOrder |
Definieer de oriëntatie van de panelen van de gebruikerscomponent van het type onderdeel door op te geven waar de begin- en eindhandles van de gebruikerscomponent van het type onderdeel heengaan. Stel de definitieve locaties van de invoerpunten in ten opzichte van de standaard generieke begin- en eindpunten. De mogelijke waarden zijn:
Als het bestand .csv geen waarde bevat, wordt de standaardwaarde StartEnd gebruikt. |
PanelPlanePosition |
Gebruik de volgende positiewaarden om de positie, offset en rotatie van de gebruikerscomponent van het type onderdeel ten opzichte van het begin- en eindpunt van de gebruikerscomponent van het type onderdeel te definiëren. Gebruik Positie in het vlak om de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster in te voegen. De opties zijn MIDDLE, LEFT en RIGHT. |
PanelPlaneOffset |
Offset op vlak. De standaardwaarde is 0. |
PanelRotation |
Gebruik Rotatie om de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster in te voegen. De opties zijn FRONT, TOP, BACK en BELOW. |
PanelRotationOffset |
Rotatieoffset in graden. De standaardwaarde is 0. |
PanelDepthPosition |
Gebruik Positie in diepte om de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster in te voegen. De opties zijn MIDDLE, FRONT en BEHIND. |
PanelDepthOffset |
Offset in diepte. De standaardwaarde is 0. |
PanelStartOffset |
PanelStartOffset en PanelEndOffset wijzigen de locatie van de werkelijke begin- en eindhandles van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. PanelStartOffset is de offset van het werkelijke beginpunt vanaf het algemene beginpunt in het lokale coördinatensysteem. Geef de offset als x-, y- en z-waarden op die door een spatie of een dubbele punt worden gescheiden en tussen haakjes (0 100 0) staan. Als er geen waarde wordt opgegeven, wordt een offset van nul (0 0 0) gebruikt. |
PanelEndOffset |
PanelEndOffset is de offset van het werkelijke eindpunt vanaf het algemene eindpunt in het lokale coördinatensysteem. Geef de offset als x-, y- en z-waarden op die door een spatie of een dubbele punt worden gescheiden en tussen haakjes (0 100 0) staan. Als er geen waarde wordt opgegeven, wordt een offset van nul (0 0 0) gebruikt. |
HeightProperty |
Naam van de hoogte-eigenschap in de gebruikerscomponent van het type onderdeel. Als de hoogte vast is, is dit leeg. |
HeightValue |
Hoogte van het paneel. De hoogtewaarde wordt uit het bestand .csv gelezen. |
WidthProperty |
Naam van de breedte-eigenschap in de gebruikerscomponent van het type onderdeel. Als de breedte vast is, is dit leeg. |
WidthValue |
Breedte van het paneel. De breedtewaarde wordt uit het bestand .csv gelezen. |
ThicknessProperty |
Naam van de dikte-eigenschap in de gebruikerscomponent van het type onderdeel. Als de dikte vast is, is dit leeg. |
ThicknessValue |
Dikte van het paneel. De diktewaarde wordt uit het bestand .csv gelezen. |
TieX |
TieX geeft de x-locaties van de spanstaven op. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
TieY |
TieY geeft de y-locaties van de spanstaven op. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
TiePickX TiePickY of TiePickXY |
Definieer de mogelijke x- en y-locaties van de spanstaven bij het plaatsen en aanwijzen van één enkele spanstaaf. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (TiePickX en TiePickY) of x- en y-waardeparen in één veld (TiePickXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
ClampX |
ClampX specificeert u de x-locaties van de klampen op de horizontale boven-/onderranden. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
ClampY |
ClampY specificeert de y-locaties van de klampen op de verticale linker-/rechterranden. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
ClampPickX ClampPickY of ClampPickXY |
Definieer de mogelijke x- en y-locaties van de klampen bij het plaatsen en aanwijzen van één enkele klamp. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (ClampPickX en ClampPickY) of x- en y-waardeparen in één veld (ClampPickXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
BraceX BraceY of BraceXY |
Definieer het vooraf ingestelde patroon voor de windverbanden. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (BraceX en BraceY) of x- en y-waardeparen in één veld (BraceXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
BraceTiltedX BraceTiltedY of BraceTiltedXY |
Definieer het vooraf ingestelde patroon voor de windverbanden wanneer het paneel wordt gekanteld. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (BraceTiltedX en BraceTiltedY) of x- en y-waardeparen in één veld (BraceTiltedXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
BracePickX BracePickY of BracePickXY |
Definieer de mogelijke x- en y-locaties van de windverbanden bij het plaatsen en het selecteren van één enkel windverband in een paneel. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (BracePickX en BracePickY) of x- en y-waardeparen in één veld (BracePickXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
BraceTiltedPickX BraceTiltedPickY of BraceTiltedPickXY |
Definieer de mogelijke x- en y-locaties van de windverbanden bij het plaatsen en het selecteren van één enkel windverband in een gekanteld paneel. U kunt de x- en y-waarden afzonderlijk in twee waardevelden opgeven om een normaal stramien van locaties te definiëren of als uw panelen een onregelmatig patroon vereisen, kunt u een lijst met x- en y-waardeparen opgeven. Definieer altijd de x- en y-waarden in twee aparte velden (BraceTiltedPickX en BraceTiltedPickY) of x- en y-waardeparen in één veld (BraceTiltedPickXY). De waarden moeten tussen haakjes () staan en door spaties worden gescheiden. |
WalerEdgeOffset |
Offset van het invoerpunt van de verdeelbalk (= locatie van klem 1 en/of klem 2) vanaf de paneelrand wanneer de verdeelbalken automatisch worden geplaatst. |
WalerX |
X-locaties die worden gebruikt om verdeelbalken automatisch op horizontale boven-/onderranden te plaatsen. De verticale locatie (y) wordt gedefinieerd door WalerEdgeOffset vanaf de boven-/onderrand. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door komma's of spaties worden gescheiden. |
WalerY |
Y-locaties die worden gebruikt voor het automatisch plaatsen van verdeelbalken op verticale linker-/rechterranden. De horizontale (x) locatie wordt gedefinieerd door WalerEdgeOffset vanaf de linker-/rechterrand. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door komma's of spaties worden gescheiden. |
WalerPickX |
Definieer de mogelijke x-locaties van de verdeelbalken bij het plaatsen en het aanwijzen van één enkele verdeelbalk. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door komma's of spaties worden gescheiden. |
WalerPickY |
Definieer de mogelijke y-locaties van de verdeelbalken bij het plaatsen en het aanwijzen van één enkele verdeelbalk. De waarden moeten tussen haakjes () staan en door komma's of spaties worden gescheiden. |
De plaatsingstool van de spanstaaf configureren
xxxx.FormworkTools.Ties.csv
Een generieke spanstaaf bestaat uit drie gebruikerscomponenten: een bout die meestal door de wand loopt en twee vergrendelingen aan beide zijden van de bekisting.
Voeg één rij voor elke spanstaaf toe of wijzig deze.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
Spanstaafnaam, die wordt weergegeven in de lijst Beugeltype. Deze naam kan uniek zijn of meerdere spanstaafconfiguraties kunnen dezelfde naam hebben. Als meerdere spanstaafconfiguraties dezelfde naam hebben, selecteert de tool automatisch de eerste geschikte spanstaaf op basis van de dikte van de wand. |
MaxLength |
Maximumlengte van de spanstaaf, gemeten vanaf buitenste vlakken van de twee bekistingspanelen aan de tegenoverliggende zijden. |
LengthProperty |
Als de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de spanstaaf parametrisch is en een parameter heeft die de effectieve lengte bepaalt, is dit de naam van de eigenschap Lengte. |
Part1Name |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1 die in het model wordt ingevoegd (= bolt). |
Part1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part1PlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1PlaneOffset |
Dit is de waarde Offset op vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1Rotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1RotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part1EndOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
Part2Name |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 2, die meestal de vergrendeling aan de voorzijde van het hoofdbekistingspaneel is. |
Part2Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part2StartOffset |
Offset van het tweede invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part2EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
Part2... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 2. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
Part3Name |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 3, die meestal de vergrendeling aan de achterzijde van het hoofdbekistingspaneel is. |
Part3Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part3StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
Part3EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 2. |
Part3... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 3. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
De afstandhouders voor de plaatsingstool van de spanstaaf configureren
xxxx.FormworkTools.TieSpacers.csv
Een generieke afstandhouder van de spanstaaf bestaat uit drie gebruikerscomponenten: een buis die meestal door de wand loopt en twee optionele kegels aan elke zijde van de wand.
Voeg één rij voor elke afstandhouder van de spanstaaf toe of wijzig deze.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
De naam van de afstandhouder die in de lijst Naam afstandhouder wordt weergegeven. Deze naam kan uniek zijn of meerdere configuraties van de afstandhouder van de spanstaaf kunnen dezelfde naam hebben. Als meerdere configuraties voor de afstandhouder van de spanstaaf dezelfde naam hebben, selecteert de tool automatisch de eerste geschikte afstandhouder van de spanstaaf op basis van de dikte van de wand. |
MinLength |
Minimale lengte van de buis, gemeten vanaf de binnenzijden van de twee bekistingspanelen aan de tegenoverliggende zijden. |
MaxLength |
Maximale lengte van de buis, gemeten vanaf de binnenzijden van de twee bekistingspanelen aan de tegenoverliggende zijden. |
LengthProperty |
Als de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de afstandhouder van de spanstaaf parametrisch is en een parameter heeft die de effectieve lengte bepaalt, is dit de naam van de eigenschap Lengte. |
SpacerTubeName |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel (= tube). |
SpacerTubeAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
SpacerTubePlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubePlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubeRotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubeRotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubeDepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubeDepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
SpacerTubeStartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
SpacerTubeEndOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
StartConeName |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel, die meestal de kegel aan de voorzijde van het hoofdbekistingspaneel is. |
StartConeAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
StartConeStartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
StartConeEndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
StartCone... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 2. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
EndConeName |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel die meestal de kegel aan de achterzijde van het hoofdbekistingspaneel is. |
EndConeAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent in het model moet wordt ingevoegd. |
EndConeStartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
EndConeEndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 2. |
EndCone... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 3. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
De klampplaatsingstool configureren
xxxx.FormworkTools.Clamps.csv
De generieke klamp bevat één gebruikerscomponent van het type onderdeel. De invoerpunten bevinden zich aan de randen van de twee panelen en daarom kan de klamp indien nodig parametrisch zijn in de termen van de opvulruimte.
Als u de beugels met enkele extra bouten of vergrendelingen wilt maken, moet u een nieuwe gebruikerscomponent van het type onderdeel maken dat zowel de beugel als alle noodzakelijke fittingen bevat:
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
Unieke klampnaam. |
CenterInput |
Als de waarde YES is, bevindt het eerste invoegpunt zich in het midden van het verbindingsdetail van de twee panelen. Als de waarde NO is, worden de invoegpunten vanaf de rand van de panelen verschoven. |
FillerGapProperty |
Als de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de klamp parametrisch is en de parameter de opening tussen twee panelen kan aanpassen, is dit de naam van die parameter. Dit veld is leeg als het klamp niet parametrisch is. |
MaxFillerGap |
Deze waarde wordt gebruikt wanneer de klampen of verdeelbalken automatisch samen met een bekistingsvulling worden toegevoegd. Als de vrije ruimte (= breedte van de vuller) kleiner is dan of gelijk is aan de opgegeven MaxFillerGap, worden de klampen ingevoegd. Als de vrije ruimte groter is dan de opgegeven MaxFillerGap, worden de verdeelbalken ingevoegd. |
Part1Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1 van de klamp. |
Part1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part1PlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1PlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1Rotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1RotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part1EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
De plaatsingstool van het windverband configureren
xxxx.FormworkTools.Braces.csv
Een generiek windverband kan uit vijf gebruikerscomponenten van het type onderdeel bestaan die in het model worden ingevoegd door drie invoerpunten te gebruiken. U kunt de bovenste en onderste windverbanden afzonderlijk selecteren. In het configuratiebestand van het windverband worden de bovenste en onderste windverbanden afzonderlijk gedefinieerd. Ze hebben beide eigen regels.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
Naam van het windverband die in de eigenschappenlijst wordt weergegeven. Als u meerdere regels met dezelfde naam hebt, selecteert de tool automatisch het geschikte windverband op basis van de minimale en maximale lengte. |
Type |
Type van het windverband. De opties zijn Upper of Lower. |
MinLength |
Minimale lengte van het hoofdwindverband gemeten vanaf het Invoerpunt 1 tot en met Invoerpunt 2. |
MaxLength |
Maximale lengte van het hoofdwindverband gemeten vanaf het Invoerpunt 1 tot en met Invoerpunt 2. |
LengthProperty |
Als de gebruikerscomponent van het type onderdeel van het windverband parametrisch is en een parameter heeft die de effectieve lengte bepaalt, is dit de naam van de eigenschap Lengte. Bij het invoegen krijgt de werkelijke lengte waarde tussen Invoerpunt 1 en Invoerpunt 2. |
BraceName |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel voor het bovenste of onderste windverband dat in het model wordt ingevoegd. |
BraceAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
BracePlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BracePlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BraceRotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BraceRotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BraceDepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BraceDepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het 2D-venster wordt ingevoegd. |
BraceStartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
BraceEndOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
Bracket1Name |
De naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel voor de bovenste beugel (bovenste windverband) of de onderste beugel (onderste windverband) die in het model wordt ingevoegd. |
Bracket1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Bracket1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Bracket1EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 3. |
Bracket1... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 2. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
Bracket2Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel voor de vloerbeugel die in het model wordt ingevoegd. Als zowel het bovenste als het onderste windverband een definitie voor de beugel hebben, wordt de beugel gemaakt die voor het onderste windverband is gedefinieerd. |
Bracket2Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Bracket2StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
Bracket2EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 2. |
Bracket2... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 3. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
De plaatsingstool van het stortplatform configureren
xxxx.FormworkTools.Platforms.csv
Een generiek stortplatform bevat twee gebruikerscomponenten van het type onderdeel die in het model als een rechtlijnige array van gebruikerscomponenten van het type onderdeel worden ingevoegd.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
Unieke naam van het stortplatform. |
Type |
Het type van het platform (A of B). De lengte van de array wordt gedefinieerd met begin- en eindpunten van het platform. De plaatsing van de gebruikerscomponent van het type onderdeel heeft twee methoden:
|
Length |
Effectieve lengte van één platformelement. |
Width |
Breedte van het platform. |
Spacing |
Afstand tussen de gebruikerscomponenten van het type onderdeel in de array. |
Part1Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
Part1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part1PlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1PlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1Rotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1RotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part1EndOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part2Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 2. |
Part2Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part2StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part2EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
Part2... |
Voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 2. U kunt dezelfde velden opgeven als voor gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
De plaatsingstool van de verdeelbalk configureren
xxxx.FormworkTools.Walers.csv
Een generieke verdeelbalk bestaat uit drie gebruikerscomponenten van het type onderdeel, de verdeelbalk en twee klampapparaten. De generieke invoerpunten bevinden zich in de buitenzijde van het paneel.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
De naam van de verdeelbalk die in de lijst Type verdeelbalk wordt weergegeven. Deze naam kan uniek zijn of meerdere configuraties van de verdeelbalk van de spanstaaf kunnen dezelfde naam hebben. Als meerdere verdeelbalkconfiguraties dezelfde naam hebben, selecteert de tool automatisch de kortste verdeelbalk op basis van de werkelijke lengte die tussen de invoerpunten wordt gemeten. Meestal kunt u dezelfde verdeelbalk met een unieke naam en een algemene naam opgeven. Op deze manier kunt u de algemene naam selecteren en het systeem de verdeelbalk op basis van de invoerlengte laten selecteren. Door de unieke naam te selecteren, kunt u het gebruik van een bepaalde verdeelbalkconfiguratie forceren. |
MaxLength |
Maximale effectieve lengte van de verdeelbalk, gemeten vanaf het eerste invoerpunt tot de tweede invoerpunten (= klamplocaties), meestal een beetje minder dan de fysieke lengte. |
MinLength |
Minimumlengte van een verdeelbalk met variabele lengte. Voor verdeelbalken met een vaste lengte laat u de waarde leeg of geeft u dezelfde waarde als voor de maximumlengte. |
BeamName |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1 van de klamp. |
BeamAttributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
BeamPlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamPlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamRotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamRotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamDepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamDepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
BeamStartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
BeamEndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
Clamp1Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de klamp 1. |
Clamp1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Clamp1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Clamp1EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
Clamp1... |
Voor gebruikersklamp 1 kunt u dezelfde velden opgeven als voor de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de verdeelbalk. |
Clamp2Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel van de klamp 2. |
Clamp2Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Clamp2StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Clamp2EndOffset |
Locatie van het tweede invoegpunt ten opzichte van het Invoerpunt 1. |
Clamp2... |
Voor gebruikersklamp 2 kunt u dezelfde velden opgeven als voor de verdeelbalk en de gebruikerscomponent van het type onderdeel van klamp 1. |
De voorwaarden voor de plaatsingstool van de voorwaarde configureren
xxxx.FormworkTools.Conditions.csv
Een voorwaarde in de context van de bekistingtools dekt de L-, T- en X-hoeken, pilasters, stortstops en kolommen. De bekisting van de laatste voorwaarde is verdeeld in twee of meer submerken, afhankelijk van het voorwaardetype.
Als u voorwaardeconfiguraties handmatig definieert, doet u het volgende:
-
Modelleer het volledige voorwaardemerk met de gebruikerscomponenten van het type onderdeel, balken en/of vullertools.
-
Maak de benodigde submerken met de twee wizards. Splits de inhoud van de volledige voorwaarde naar benoemde submerken. Wanneer deze submerken in het model worden ingevoegd, is de uiteindelijke locatie parametrische in de zin dat de locatie afhankelijk is van de werkelijke geometrie van de betonstructuur.
-
Voeg een nieuwe voorwaardespecificatie in het configuratiebestand van de voorwaarde in.
De plaatsingstool van de bekistingsvoorwaarde ondersteunt de volgende voorwaardetypen:
Definitie | Beschrijving |
---|---|
L corner (L) |
Voor een L-hoek kunt u het binnenste hoeksubmerk (1) en de buitenste hoeksubmerken (2) opgeven. Het hoeksubmerk wordt gedefinieerd met de Wizard hoeksubmerk. Met de wizard kunt u twee sets bekistingsitems opgeven die worden geroteerd volgens de aansluitende wanden wanneer de hoek in het model wordt geplaatst. De twee hoeksubmerken 1 en 2 worden ingevoegd op basis van de dikte van de aansluitende wanden. |
T corner (T) |
Voor een T-hoek kunt u twee binnenste hoeken (1 + 2) en het achterpaneel (3) opgeven. Het hoeksubmerk wordt gedefinieerd met de Submerkwizard bekistingshoek. Het submerk van het achterpaneel wordt gedefinieerd met de Submerkwizard bekisting en het bevat één enkel(e) invoegpunt + richting. Wanneer de T-hoek in het model wordt geplaatst, bevindt het invoegpunt van het paneelsubmerk zich op het snijpunt van de middellijn van de aansluitende wand en de buitenzijde van de horizontale wand. |
X corner (X) |
Voor een X-hoek kunt u de vier binnenste hoeken (1-4) opgeven. |
Corner pilaster (CP) |
Voor een hoekpilaster kunt u één submerk van de binnenhoek (1) en drie submerken van de buitenhoek (2-4) opgeven. |
Pilaster (P) |
Voor een pilaster kunt u twee binnenhoeken (1 en 4), twee buitenhoeken (2 en 3) en het achterpaneel (5) opgeven. |
Pilaster inside corner (IP) |
Voor een binnenpilaster kunt u één buitenhoek (1) en drie binnenhoeken (2-3) opgeven. |
Bulkhead (B) |
Voor een scheidingswand kunt u twee buitenhoeken (1 en 2) en twee middenpanelen (3 en 4) opgeven. Paneel 4 bevindt zich aan het eind van de stort en alle andere subitems hebben een offset door de opgegeven maatlijn. |
Column (COL) |
Voor een kolom kunt u vier paneelmerken en/of vier hoekmerken opgeven. |
Een hoeksubmerk maken
Een hoeksubmerk is de bouwsteen voor één zijde van de L-hoek of een van de binnenhoeken in de T- en X-hoeken.
-
Modelleer eerst alle benodigde bekistingsobjecten. Alleen balken en/of gebruikerscomponenten van het type onderdeel kunnen voor het modelleren worden gebruikt, dus als u andere componenten hebt, moet u deze exploderen.
-
Bepaal welk object met de eerste richting moet roteren en welke objecten met de tweede rand in de hoek moeten worden geroteerd als/wanneer de hoek varieert.
-
Start de tool Submerkwizard bekistingshoek.
-
Wijs het hoekpunt aan zoals hieronder wordt weergegeven.
-
Wijs een punt aan om de eerste richting te identificeren.
-
Selecteer de hoekonderdelen (gebruikerscomponenten van het type onderdeel en/of balken) bij de eerste zijde van de hoek.
-
Wijs een punt aan om de tweede richting te identificeren.
-
Selecteer de hoekonderdelen (gebruikerscomponenten van het type onderdeel en/of balken) bij de tweede zijde van de hoek.
-
Voer een naam in en klik op Beëindigen om de gedetailleerde helft van de hoek in een extern bestand op te slaan.
De wizard moet voor de binnenhoek (rode stippen) en de buitenhoek (blauwe stippen) apart worden uitgevoerd. Zorg ervoor dat u niet tweemaal dezelfde objecten in het model opneemt omdat dat tot dubbele objecten in het model leidt.
Een paneelsubmerk maken
Het paneelsubmerk is de bouwsteen van de bekisting aan de achterzijde van de T-hoek en bij pilasters.
-
Modelleer eerst alle benodigde bekistingsobjecten (gebruikerscomponenten van het type onderdeel en/of balken).
-
Start de tool Submerkwizard bekisting.
-
Wijs het middelpunt van het object aan de achterzijde van de wand aan zoals hieronder weergegeven. Dit wordt als het invoegpunt gebruikt wanneer dit paneelsubmerk in een werkelijke T-hoek wordt ingevoegd.
-
Wijs een punt aan om de richting te identificeren.
-
Selecteer de bekistingsonderdelen (gebruikerscomponenten van het type onderdeel en/of balken) die het paneelsubmerk vormen.
-
Voer een naam in en klik op Beëindigen om het gedetailleerde paneel en de accessoires in een extern bestand op te slaan.
Het gedrag van voorwaarden bij het spiegelen regelen
Wanneer u de hoeksubmerken definieert, kan het zijn dat de linkerhoek op de locatie aan de rechterzijde moet worden geplaatst. Als dit gebeurt, moet het hoeksubmerk worden gespiegeld. Het spiegelen van gebruikerscomponenten van het type onderdeel of bekistingsitems is niet altijd mogelijk, vooral als het onderdeel in geen enkele richting symmetrisch is. De plaatsingstool van de voorwaarde kan vier verschillende methoden voor het spiegelen gebruiken. Met het configuratiebestand xxxxx.SubAssemblyItems.ini kunt u definiëren welke methode voor een bepaald hoeksubmerk wordt gebruikt. Het bestand bevat het trefwoord voor de spiegelingsmethode en achter het trefwoord kunt u de namen van de items of gedeeltelijke naamtags introduceren om meerdere overeenkomende items te identificeren.
Spiegelmethode | Beschrijving |
---|---|
Move |
Standaard methode. De gebruikerscomponent van het type onderdeel of het bekistingsitem wordt verplaatst door een offset die vanaf de spiegellijn wordt gemeten naar het midden van de gebruikerscomponent van het type onderdeel of het bekistingsitem. |
RotateAroundZ |
Invoerpunten worden 180 graden rond het middelpunt op de spiegellijn geroteerd. |
RotateAroundAxis |
Invoerpunten worden eerst 180 graden rondom de spiegellijn geroteerd en vervolgens wordt de gebruikerscomponent van het type onderdeel 180 graden rondom de invoeras geroteerd. |
Mirror |
De invoerpuntlocaties worden gespiegeld en vervolgens worden de begin- en eindpunten verwisseld. |
FlipLocalXY |
De gebruikerscomponent van het type onderdeel of het bekistingsitem wordt verplaatst en de lokale x- en y-as in het midden worden omgekeerd (= geroteerd rondom lokale z 180 graden). |
FlipLocalXZ |
Het item of de gebruikerscomponent van het type onderdeel wordt verplaatst en de lokale x- en z-as in het midden worden omgekeerd (= geroteerd rondom lokale y 180 graden). |
FlipLocalYX |
Het item of de gebruikerscomponent van het type onderdeel wordt verplaatst en de lokale Y- en z-as in het midden worden omgekeerd (= geroteerd rondom lokale x 180 graden). |
TurnUpSideDown |
Het item of de gebruikerscomponent van het type onderdeel wordt verplaatst en de spiegeling wordt uitgevoerd door de component in de globale verticale richting om te draaien. |
Een voorbeeld van de inhoud in een configuratiebestand xxxxx.SubAssemblyItems.ini.
// This file allows you to define how items and custom parts in corner sub assemblies
// are handled when placing the right handed corner into left handed situation or vice versa.
//
// By default items are just moved and no true mirroring happens. In following lines you can specify
// the mirroring methods used for certain items or custom parts. You can introduce full names or partial names.
//
// The possible methods are:
// #Mirror - input points are mirrored
// #RotateAroundAxis - input points are mirrored and the item/custom part is rotated 180 degrees around the axis:
// #RotateAroundZ - input points are rotated 180 degrees around the center point
// #FlipLocalXY - the item/custom part is moved and local X and Y axis's at center are flipped (=rotated around local Z 180 degrees)
// #FlipLocalXZ - the item/custom part is moved and local X and Z axis's at center are flipped (=rotated around local Y 180 degrees)
// #FlipLocalYZ - the item/custom part is moved and local Y and Z axis's at center are flipped (=rotated around local X 180 degrees)
// #TurnUpSideDown - the item/custom part is moved and "mirroring" is done by turning the component up-side.down
//
// Just list the names or partial names following the method keyword. Do not change the key words.
//
#Mirror
_FIXING_BOLT
#RotateAroundAxis
DOKA-3D-583002000
#RotateAroundZ
_INSIDE
_OUTSIDE
_CORNER
_LEFT
_RIGHT
#FlipLocalXY
#FlipLocalXZ
#FlipLocalYX
#TurnUpSideDown
De vullers voor de plaatsingstool van de vuller configureren
xxxx.FormworkTools.Fillers.csv
Met de plaatsingstool van de vuller kunt u een vuller maken door houten balken of bekisting en houten deuvels en/of specifieke gebruikerscomponenten van het type onderdeel in het model in te voegen. Het maken van deze modelobjecten is afhankelijk van de werkelijke ruimte die moet worden gevuld. Het basisprincipe van het maken van de verschillende vulleritems is als volgt:
-
Als de te vullen ruimte groter is dan de opgegeven minimale bekistingsbreedte, maakt de vullertool de bekisting (= willekeurige plaat) en de houten deuvels.
-
Als de te vullen ruimte kleiner is dan de minimale bekistingsbreedte of de bekisting niet is opgegeven, wordt de werkelijke ruimte door een of meer houten balken of gebruikerscomponenten van het type onderdeel gevuld. Het doel is om de werkelijke ruimte zo volledig mogelijk te vullen. De grootste balken en/of gebruikerscomponenten van het type onderdeel zijn en kleinere stukken worden alleen gemaakt als de ruimte kleiner is dan de grootte van de grotere stukken.
Vuller gebouwd met bekisting en deuvels | Vuller gebouwd met houten balken | Vuller gebouwd met gebruikerscomponent van het type onderdeel |
---|---|---|
Als u de vullertool wilt configureren, kunt u de eigenschappen voor een houten balk, bekisting en instellingen voor één tot tien alternatieven van gebruikerscomponenten van het type onderdeel opgeven.
Definitie | Beschrijving |
---|---|
Supplier |
Leveranciersnaam, die meestal dezelfde voor alle regels is. De naam wordt weergegeven in de lijst Bekistingsleverancier. |
Family |
Familienaam, die wordt weergegeven in de lijst Productfamilie. |
Name |
Unieke vullernaam. |
TimberWidths |
Lijst met beschikbare breedten van de houten balk (10 20 50 100). |
TimberDepth |
Diepte van de houten balk. |
TimberAssPrefix |
Merkprefix. |
TimberAssStartNo |
Startnummer van het merk. |
TimberPartPrefix |
Onderdeelprefix. |
TimberPartStartNo |
Startnummer van het onderdeel. |
TimberName |
Naam van de houten balk. |
TimberClass |
Klasse van de houten balk. |
TimberFinish |
Afwerking van de houten balk. |
TimberMaterial |
Materiaal van de houten balk. |
StudWidth |
Breedte van de houten deuvel. |
StudDepth |
Diepte van de houten deuvel. |
StudAssPrefix |
Merkprefix. |
StudAssStartNo |
Startnummer van het merk. |
StudPartPrefix |
Onderdeelprefix. |
StudPartStartNo |
Startnummer van het onderdeel. |
StudName |
Naam van de houten deuvel. |
StudClass |
Klasse van de deuvel. |
StudFinish |
Afwerking van de deuvel. |
StudMaterial |
Materiaal van de deuvel. |
PlywoodWidth |
Minimumbreedte van de bekisting. De werkelijke breedte is afhankelijk van de werkelijke ruimte die moet worden gevuld. |
PlywoodThickness |
Dikte van de bekisting. |
PlywoodAssPrefix |
Merkprefix. |
PlywoodAssStartNo |
Startnummer van het merk. |
PlywoodPartPrefix |
Onderdeelprefix. |
PlywoodPartStartNo |
Startnummer van het onderdeel. |
PlywoodName |
Naam van het bekistingsonderdeel. |
PlywoodClass |
Klasse van het bekistingsonderdeel. |
PlywoodFinish |
Afwerking van het bekistingsonderdeel. |
PlywoodMaterial |
Materiaal van het bekistingsonderdeel. |
Part1Name |
Naam van de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1. |
Part1Attributes |
Het in het componentendialoogvenster opgeslagen eigenschappenbestand dat moet worden gebruikt wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het model wordt ingevoegd. |
Part1PlanePosition |
Dit is Positie in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1PlaneOffset |
Dit is Offset in vlak wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1Rotation |
Dit is Rotatie wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1RotationOffset |
Dit is Rotatieoffset wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthPosition |
Dit is Positie in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1DepthOffset |
Dit is Offset in diepte wanneer de gebruikerscomponent van het type onderdeel in het vlakvenster van het hoofdbekistingspaneel wordt ingevoegd. |
Part1StartOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 1. |
Part1EndOffset |
Offset van het eerste invoegpunt ten opzichte van Invoerpunt 2. |
Part1Length |
De lengte van de gebruikerscomponent van het type onderdeel die ook de ruimte is die moet worden gevuld als/wanneer deze gebruikerscomponent van het type onderdeel aan het model wordt toegevoegd. |
Part1Height |
Hoogte van de gebruikerscomponent van het type onderdeel. |
Part1LengthProperty |
De naam van de lengte-eigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel als u een gebruikerscomponent van het type onderdeel gebruikt waarvan de lengte/breedte kan variëren en/of parametrisch kan zijn. De velden kunnen ook voor Part2, Part3enzovoorts worden ingesteld. Meerdere onderdelen kunnen met afzonderlijke extra regels worden geconfigureerd. U moet het Supplier, Family en Name hetzelfde houden als op de eerste regel. |
Part1LengthMin |
Minimale lengte/breedte (de vrije opening die gevuld moet worden) die het product kan vullen als u een gebruikerscomponent van het type onderdeel gebruikt waarvan de lengte/breedte kan variëren en/of parametrisch kan zijn. De velden kunnen ook voor Part2, Part3enzovoorts worden ingesteld. Meerdere onderdelen kunnen met afzonderlijke extra regels worden geconfigureerd. U moet het Supplier, Family en Name hetzelfde houden als op de eerste regel. |
Part1LengthMax |
Maximale lengte/breedte dat het product kan vullen als u een gebruikerscomponent van het type onderdeel gebruikt waarvan de lengte/breedte kan variëren en/of parametrisch kan zijn. De velden kunnen ook voor Part2, Part3enzovoorts worden ingesteld. Meerdere onderdelen kunnen met afzonderlijke extra regels worden geconfigureerd. U moet het Supplier, Family en Name hetzelfde houden als op de eerste regel. |
Part1HeightProperty |
De naam van de hoogte-eigenschap van de gebruikerscomponent van het type onderdeel als u een gebruikerscomponent van het type onderdeel gebruikt waarvan de lengte/breedte kan variëren en/of parametrisch kan zijn. De velden kunnen ook voor Part2, Part3enzovoorts worden ingesteld. Meerdere onderdelen kunnen met afzonderlijke extra regels worden geconfigureerd. U moet het Supplier, Family en Name hetzelfde houden als op de eerste regel. |
Part2... Part3... Part10... |
Naast de gebruikerscomponent van het type onderdeel 1 kunt u maximaal negen andere gebruikerscomponenten van het type onderdeel opgeven. In de praktijk moet ten minste de PartXLength voor alle opgegeven gebruikerscomponenten van het type onderdeel verschillend zijn. De tool selecteert het onderdeel met de meest geschikte lengte, afhankelijk van de werkelijke ruimte die moet worden gevuld. |