Anker (10)

Tekla Structures
2021
Tekla Structures

Anker (10)

Anker (10) verbindt twee prefab-betonnen onderdelen, bijvoorbeeld twee wanden of een kolom met een wand. Prefab-betonnen onderdelen worden verbonden met L-profielen en met ingesloten verbindingsprofielen die als ankers fungeren, bijvoorbeeld boutankers als gebruikerscomponenten of insitu-kanalen. De boutankers en de insitu-kanalen kunnen enkelzijdig of dubbelzijdig zijn. Daarnaast kunnen verbindingsdetails tussen het hoofdonderdeel en de aansluitende onderdelen worden gedefinieerd.

Gemaakte objecten

  • Ankers (boutankers of insitu-kanalen)
  • L-profielen
  • Bouten

Gebruiken voor

Situatie Beschrijving

Verbinding met L-profielen en boutankers.

Verbinding met L-profiel en insitu-kanaal.

Selectievolgorde

  1. Selecteer het hoofdonderdeel (prefab-betonnen paneel of een kolom).
  2. Selecteer het aansluitende onderdeel (prefab-betonnen paneel).

    De verbinding wordt automatisch gemaakt als het aansluitende onderdeel wordt geselecteerd.

Tabblad Afbeelding

Gebruik het tabblad Afbeelding om het aantal ankers (boutankers of insitu-kanaalprofielen), randafstanden en de offset van plaatverankering te definiëren.

Beschrijving Voorbeeld
1 Horizontale offset van de ankers.

De offset kan voor beide betonnen onderdelen apart worden gedefinieerd.

2 Verticale offset van de ankers.

De offset kan voor de boven- en onderzijde worden gedefinieerd.

3 Selecteer hoe de ankers worden verdeeld.

4 Selecteer welke van de ankers worden weggelaten.

5 Horizontale offset van de verbindingsplaat vanaf de hartlijn van een anker.

Deze optie is alleen beschikbaar als u de oriëntatie van de verbindingsplaat als volgt op het tabblad Verbindingsprofiel hebt ingesteld:

Tabblad Ankers

Gebruik het tabblad Ankers om de eigenschappen, positie en oriëntatie van de ankers (boutankers of insitu-kanaalprofielen) te definiëren.

Beschrijving Voorbeeld
1 Ankereigenschappen in het hoofdonderdeel.

2 Selecteer aan welke zijde de ankers in het hoofdonderdeel worden gemaakt.

3 Selecteer of er een profiel uit de profielendatabase als anker of een gebruikerscomponent van het type onderdeel uit de database Applicaties en componenten wordt gebruikt.
4 Ankereigenschappen in het aansluitende onderdeel.

5 Selecteer aan welke zijde de ankers in het aansluitende onderdeel worden gemaakt.
6 Selecteer of er een profiel uit de profielendatabase als anker of een gebruikerscomponent van het type onderdeel uit de database Applicaties en componenten wordt gebruikt.
7 Selecteer de verbindingsmethode van het anker.
  • Standaard (hetzelfde als Lassen aan element)
  • Lassen aan element
  • Toevoegen aan element
  • Niet toevoegen aan element (boutankers of insitu-kanalen zijn losse onderdelen)
  • Submerk
8 Positie en rotatie van de ankers in het betonnen hoofdonderdeel.

Voor de opties Positie in vlak en Positie in de diepte kan een offset worden gedefinieerd.

9 Oriëntatie van de ankers in het hoofdonderdeel.

10 Positie en rotatie van de ankers in het aansluitende betonnen onderdeel.

Voor de opties Positie in vlak en Positie in de diepte kan een offset worden gedefinieerd.

11 Oriëntatie van de ankers in het aansluitende onderdeel.

12 Selecteer de uitsnijdingsmethode van de ankers.

Standaard, geen uitsnijding

Niet fitten-trimmen

Uitgesneden vorm is de exacte profielcontour van het boutanker of het insitu-kanaal

Uitgesneden doosvorm

Tabblad Verbindingsprofiel

Gebruik het tabblad Verbindingsprofiel om de eigenschappen en positie van het verbindings-L-profiel te definiëren.

Beschrijving Voorbeeld
1 Eigenschappen verbindingsprofiel.

2 Selecteer aan welke zijde de verbindingsprofielen worden gemaakt.

3 Selecteer of er een profiel uit de profielendatabase als verbindingsprofiel of een gebruikerscomponent van het type onderdeel uit de database Applicaties en componenten wordt gebruikt.
4 Positie en rotatie van de verbindingsprofielen.

Voor de opties Positie in vlak en Positie in de diepte kan een offset worden gedefinieerd.

5 Oriëntatie van het verbindingsprofiel.

6 Uitsnijdingen verbindingsprofiel.

Deze opties zijn alleen beschikbaar als u de oriëntatie van het verbindingsprofiel op het tabblad Verbindingsprofiel als volgt hebt ingesteld:

7 Selecteer de verbindingsmethode van het verbindingsprofiel.
8 Selecteer het type verbindingsprofiel.
  • Bibliotheekprofiel (definieer het profiel met de L-profielopties).
  • Gezette plaat (definieer de afmetingen met de onderstaande opties).

Tabblad Bouten

Gebruik het tabblad Bouten om de bouteigenschappen en offsets te definiëren.

Beschrijving
1 Horizontale boutafstanden vanaf de L-profielranden.

De standaardwaarde is de helft van de flensbreedte van het L-profiel.

2 Verticale boutoffsets.

De referentie is de hartlijn van het L-profiel. De standaardwaarde is 0 mm.

3 Selecteer hoe de bouten in het hoofdonderdeel worden toegevoegd.
4 Selecteer hoe de bouten in het aansluitende onderdeel worden toegevoegd.
5 Boutrichting.

Tabblad Uitsnijdingen

Gebruik het tabblad Uitsnijdingen om de uitsnijdingen en verbindingsdetails in de hoofdonderdelen en aansluitende onderdelen te definiëren.

Daarnaast kan het hoofdonderdeel worden verlengd of de dikte van het aansluitende onderdeel worden vergroot of verkleind.

U kunt een verbindingsdetail maken door een uitsnijding tussen het hoofdonderdeel en het aansluitende onderdeel te definiëren.

Beschrijving Voorbeeld
1 Verlenging van het hoofdonderdeel.

Als u het onderdeel moet verlengen, voert u een waarde in. Zorg ervoor dat u ook een uitsnijdingsmethode in de lijst met uitsnijdingstypen hebt geselecteerd. Als u de optie Niet fitten-trimmen selecteert, wordt het onderdeel niet verlengd.

2 Verbindingsdetailbreedte.

De referentie is de hartlijn van het L-profiel. De standaardwaarde is 0 mm.

3 De linkerzijde wordt langs het aansluitende onderdeel uitgesneden.

De referentie is de hartlijn van het onderdeel.

De onderdeeldikte is afgenomen.

4 De rechterzijde wordt langs het aansluitende onderdeel uitgesneden.

De referentie is de hartlijn van het onderdeel.

De onderdeeldikte is afgenomen.

5 Uitsnijdingsreferentie voor het hoofdonderdeel en de aansluitende onderdelen.

Voorzijde hoofdonderdeel

Hartlijn hoofdonderdeel

Achterzijde hoofdonderdeel

6 Selecteer het uitsnijdingstype.

Standaard, geen uitsnijding

De referentie is het hoofdonderdeel. Het aansluitende onderdeel wordt aan het hoofdonderdeel aangepast met een fitting.

De referentie is het hoofdonderdeel. Het aansluitende onderdeel wordt aan het hoofdonderdeel aangepast met een lijnuitsnijding.

De referentie is het hoofdonderdeel. Net als eerdere opties, maar het langste deel van het paneel wordt verwijderd met een lijnuitsnijding.

Niet fitten-trimmen

Tabblad Standaard

Gebruik het tabblad Standaard om de onderdeelafstanden te definiëren.

Tabblad Algemeen

Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:

Tabblad Algemeen

Tabblad Berekening

Klik voor meer informatie op de onderstaande koppeling:

Tabblad Berekening

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende