Variabelen aan een gebruikerscomponent toevoegen
Variabelen zijn de eigenschappen van een gebruikerscomponent. U kunt in de gebruikerscomponenteditor variabelen maken en deze gebruiken om gebruikerscomponenten aan wijzigingen in het model aan te passen. Sommige variabelen worden in het dialoogvenster van de gebruikerscomponent weergegeven, terwijl andere zijn verborgen en alleen in berekeningen worden gebruikt.
Typen variabelen
Er zijn twee typen variabelen:
-
Afstandsvariabele: De afstand tussen twee vlakken of tussen een punt en een vlak. Een afstandsvariabele koppelt onderdelen of fungeert als referentieafstand.
-
Parametrische variabele: Definieert alle andere eigenschappen in een gebruikerscomponent, zoals de naam, de materiaalkwaliteit en de boutdiameter. Parametrische variabelen worden bovendien gebruikt in berekeningen.
Afstandsvariabelen
Gebruik deze afstandsvariabelen om gebruikerscomponentobjecten aan een vlak te koppelen zodat de componentobjecten op een vaste afstand blijven, zelfs als de omringende objecten worden gewijzigd. U kunt afstandsvariabelen handmatig of automatisch maken.
U kunt de volgende objecten aan een vlak koppelen:
-
constructievlakken
-
referentiepunten van onderdelen (alleen gebruikerscomponentobjecten)
-
referentiepunten van boutgroepen
-
afwerkingen
-
handles van onderdeel- en polygoonuitsnijdingen
-
lijnuitsnijdingen
-
referentiepunten van wapeningsstaven
-
referentiepunten van wapeningsnetten en -strengen
-
fittingen
U kunt bepalen welke afstandsvariabelen in het dialoogvenster van de gebruikerscomponent worden weergegeven. Geef de variabelen weer als u hun waarden in het dialoogvenster wilt bewerken. Verberg de variabelen als u deze alleen wilt gebruiken om objecten aan een vlak te koppelen.
Parametrische variabelen
Gebruik parametrische variabelen om eigenschappen in te stellen voor elk object dat de gebruikerscomponent maakt. Na het maken van de variabele kunt u de waarde direct in het dialoogvenster van de gebruikerscomponent wijzigen.
U kunt ook formules maken om waarden te berekenen. U kunt bijvoorbeeld de positie van een schotje relatief ten opzichte van de liggerlengte berekenen.
U kunt zelf bepalen welke parametrische variabelen in het dialoogvenster van de gebruikerscomponent worden weergegeven. Geef de variabelen weer als u hun waarden in het dialoogvenster wilt bewerken. Verberg de variabelen als u deze alleen in berekeningen gebruikt.
Er zijn enkele beperkingen met betrekking tot de namen van variabelen.
-
Als u correct naar een variabele in uw formule wilt kunnen verwijzen, moet de variabele naam 19 tekens of korter zijn. Variabelen met langere namen werken niet correct wanneer ernaar wordt verwezen.
-
Namen van variabelen kunnen geen wiskundige operators (
+,-,*,/
) bevatten. -
U kunt geen wiskundige constante zoals
PI
ofe
als naam van een variabele gebruiken.