U hebt tijdens een project projectinformatie zoals het projectnummer en de naam veelvuldig nodig. Werk aan het begin van elk project de projecteigenschappen bij, zodat in lijsten en tekeningen automatisch de juiste gegevens worden weergegeven. Alle velden zijn optioneel.

1. Klik in het menu Bestand op Projecteigenschappen.
2. Bewerk de algemene projecteigenschappen en voer een beschrijving in waaraan u het model herkent wanneer u het vervolgens moet openen.

   De beschrijving wordt met de andere modelgegevens weergegeven wanneer u een model in de lijst Recent of in Alle modellen selecteert.

   De limiet voor de lengte van de beschrijving is 78 tekens.

   Als u de eigenschappen bewerkt, markeert Tekla Structures de gewijzigde eigenschappen geel. Wanneer u klaar bent met de wijzigingen, klikt u op Wijzigen om de wijzigingen toe te passen.

3. Als u een ander coördinatensysteem voor uitwisselbaarheid en samenwerking wilt gebruiken, klikt u op Basispunten om een nieuw basispunt te definiëren.

   Zodra een basispunt is gedefinieerd, kunt u het in de lijst Locatie door selecteren.

4. Als u projectspecifieke gebruikersattributen wilt definiëren, klikt u op Gebruikersattributen.

   U kunt standaard het volgende definiëren:

   • Commentaar project
   • Gebruikersvelden
   • Uitvoeringsklasse
   • Classificatiesysteem
   • IFC-exportattributen
   • GEO-coördinaten
   • Statusattributen
   • Fabriekslocatie Unitechnik

   De beschikbaarheid van de verschillende gebruikersattributen is afhankelijk van uw omgeving, rol en configuratie.