Een taak in de Taakmanager maken

Tekla Structures
2019
Tekla Structures

Een taak in de Taakmanager maken

U kunt geplande taken in de Taakmanager maken en de taken aan de relevante modelobjecten koppelen. Elke taak moet minimaal een naam en een geplande start- en einddatum hebben. De taken in de Taakmanager worden opgeslagen wanneer u het Tekla Structures -model opslaat.

U kunt een taak zowel in het model als in de Taakmanager maken. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.

  • Selecteer in het model een of meerdere modelobjecten, klik vervolgens met de rechtermuisknop en selecteer Taak > Taak maken.

    De taak wordt automatisch aan de geselecteerde modelobjecten gekoppeld.

  • Klik in Taakmanager op.

    Als u een bestaande taak in de Taakmanager hebt geselecteerd, worden de eigenschappen van de geselecteerde taak in de nieuwe taak gebruikt. U kunt de eigenschappen wijzigen. De nieuwe taak is nog niet aan modelobjecten gekoppeld.

    U kunt subtaken voor een taak maken door opte klikken.

Als de door u gemaakte taak niet in de Taakmanager wordt weergegeven, klikt u ergens op de taak om het venster bij te werken.

Wanneer u een taak hebt gemaakt, kunt u objecten aan de taak toevoegen om de taak aan het model te koppelen en de taakeigenschappen te definiëren. U kunt de taakeigenschappen in de taaklijst of in het dialoogvenster Taakinformatie wijzigen. Enkele eigenschappen kunt u alleen in het dialoogvenster Taakinformatie wijzigen.

Tip:

U kunt taken vergrendelen als u ervoor wilt zorgen dat taakeigenschappen niet ongewild worden gewijzigd. Selecteer een taak, klik met de rechtermuisknop en selecteer Lock taak. Vergrendelde taken worden in de taaklijst met een slot gemarkeerd.

U kunt een of meerdere taken in één keer vergrendelen. Als u meerdere taken selecteert en een of meerdere taken (maar niet alle) al vergrendeld zijn, geeft de Taakmanager vóór het commando Lock taak weer.

Een taak aan het model koppelen

Taken worden aan het model gekoppeld door de objecten die in de taken worden opgenomen. U kunt objecten aan een taak toevoegen, objecten van de ene taak naar een andere kopiëren en objecten uit een taak verwijderen.

Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
Taak Actie

Objecten aan een taak toevoegen

  1. Selecteer in het model de objecten die u aan de taak wilt toevoegen.
  2. U kunt het volgende doen:
    • Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taak > Toevoegen aan Geselecteerde Taak.
    • Klik in de Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en klik op Geselecteerde objecten toevoegen.

Als u de objecten aan de taak hebt toegevoegd, wijzigt de Taakmanager de kleur van de taakbalk in het Gantt-diagram naar blauw en wordt het selectievakje Taak gekoppeld aan model in de taaklijst ingeschakeld.

Objecten van de ene taak naar een andere kopiëren

In de Taakmanager kunt u objecten van de ene taak naar een andere taak kopiëren. Als u alle objecten van een taak naar een andere taak wilt verplaatsen, moet u de objecten na het kopiëren handmatig uit de oorspronkelijke taak verwijderen.
  1. Selecteer de taak waaruit u de objecten wilt kopiëren.
  2. Klik opom de objecten in het model automatisch te selecteren en te controleren welke objecten aan de taak zijn gekoppeld.

    De knop wijzigt inwanneer deze is ingeschakeld.

  3. Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en selecteer Behoud selectie.

    Alle objecten die aan de taak zijn gekoppeld, blijven geselecteerd.

  4. Selecteer de taak waarnaar u de objecten wilt kopiëren.
  5. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Geselecteerde objecten toevoegen.

Objecten uit een taak verwijderen

  1. Selecteer de taak waaruit u de objecten wilt verwijderen.
  2. Klik opom de objecten in het model automatisch te selecteren.

    U kunt alle objecten uit de taak verwijderen of selecteren welke objecten worden verwijderd. Als u geen objecten selecteert, worden alle objecten uit de taak verwijderd.

  3. U verwijdert als volgt alle objecten uit de taak:
    • Klik in het model met de rechtermuisknop en selecteer Taak > Verwijder van geselecteerde Taak.

    • Klik in de Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en klik op Geselecteerde objecten verwijderen.

  4. U verwijdert als volgt enkele objecten uit de taak:
    • Klik in de Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en selecteer Taakinformatie... > Objecten. Selecteer de objecten die u wilt verwijderen en druk op de toets Delete.

    • Selecteer in het model de objecten die u wilt verwijderen, klik met de rechtermuisknop en selecteer Taak > Verwijder van geselecteerde Taak.
  5. Klik in het model op het venster en klik vervolgens in de Taakmanager nogmaals op de taak om te controleren of de objecten zijn verwijderd.

Een taaktype definiëren

U kunt taaktypen voor verschillende typen taken definiëren. In het taaktype kunt u een productieniveau en gebruikersattributen definiëren die aan de objecten in de taak worden gekoppeld. U kunt vooraf taaktypen definiëren voordat u de taken maakt en vervolgens bij het definiëren van de taakeigenschappen een geschikt taaktype selecteren.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Klik op> Taaktypen....
  3. Klik op Toevoegen.
  4. Voer een naam voor het taaktype in.
  5. Definieer een productieniveau voor het taaktype.

    Het productieniveau wordt gebruikt bij het berekenen van de taakduur. Met het productieniveau kunt u definiëren hoeveel eenheden in een bepaald tijdsbestek worden geproduceerd, bijvoorbeeld hoeveel stuks er per uur of hoe groot gebied in een uur, 1,50 stuks/uur of 8,00 m2/uur. De Taakmanager berekent automatisch het productieniveau wanneer u de eenheid, het aantal en de tijd definieert.

    1. Selecteer een eenheid in de lijst Eenheid.

      De standaardeenheid is STUKS.

      De standaard taaktype-eenheden zijn lijsteigenschappen die in het bestand WorkTypeProperties.xml worden weergegeven. Het bestand bevindt zich in de modelmap en wordt gemaakt wanneer u de Taakmanager voor het eerst opent. De lijsteigenschappen die in het bestand zijn opgenomen, zijn afhankelijk van de Tekla Structures -omgeving. Als u een taaktype-eenheid wilt wijzigen of nieuwe taaktypen wilt toevoegen, bewerkt u het bestand WorkTypeProperties.xml.

      U kunt Tekla Structures -lijsteigenschappen, referentiemodeleigenschappen en berekeningen aan het bestand toevoegen. De schermnaam die in het bestand wordt gedefinieerd, wordt in de kolom Eenheid weergegeven en de waarde van de lijsteigenschapsnaam wordt in de Taakmanager gebruikt. Als u een berekening toevoegt, moet het eigenschapstype calc zijn.

      De standaardeenheden van het taaktype hangen af van de instellingen in Bestand > Instellingen > Opties > Eenheden en decimalen.

    2. Voer het aantal in het vak Aantal in.
    3. Voer de tijd in het vak Tijd in.
  6. Selecteer de geplande datums en gebruikersattributen die aan de objecten in de taak worden gekoppeld.
  7. Klik op OK.

Een aannemer in de Taakmanager definiëren

U kunt aannemers definiëren en één aannemer een taak toewijzen.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Klik op> Aannemers....
  3. Klik op Toevoegen.
  4. Voer de naam van de aannemer in.
  5. Klik op OK.

Algemene taakeigenschappen definiëren

U kunt algemene eigenschappen voor een taak definiëren, zoals een naam, taaktype en aannemer.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Zorg ervoor dat u zich op het tabblad Algemeen bevindt.
  5. Voer de taaknaam in het vak Taaknaam in.
  6. Schakel het selectievakje Mijlpaal in als u de taak als een mijlpaal wilt markeren.

    De Taakmanager schakelt het selectievakje automatisch in als u de taaklengte op nul instelt.

  7. Selecteer hoe de taak in het Gantt-diagram wordt verplaatst als deze een afhankelijkheid van een andere taak heeft:
    • Met Alleen vooruit wordt de afhankelijke taak alleen naar voren verplaatst als de voorgaande taak naar voren wordt verplaatst. Als de voorgaande taak naar achteren naar een eerdere datum wordt verplaatst, wordt de afhankelijke taak niet verplaatst.
    • Met Vooruit en achteruit wordt de afhankelijke taak in dezelfde richting als de voorgaande taak verplaatst, overeenkomstig het afhankelijkheidstype en de mogelijke tussentijd.
  8. Selecteer een taaktype in de lijst Taaktype.

    Als u een nieuw taaktype moet toevoegen, klikt u opnaast de lijst en klikt u op Toevoegen. Definieer de eigenschappen van het taaktype en klik op OK.

  9. Selecteer een aannemer in de lijst Aannemer.

    Als u een nieuwe aannemer moet toevoegen, klikt u opnaast de lijst en klikt u op Toevoegen. Voer de naam van de aannemer in en klik op OK.

  10. Klik op OK.
Tip:
  • U kunt eigenschapswaarden in de taaklijst kopiëren. Klik met de rechtermuisknop op een eigenschap en selecteer Waarde kopiëren. Selecteer vervolgens een andere eigenschap, klik met de rechtermuisknop en selecteer Waarde plakken. U kunt de gekopieerde waarde in meerdere taken plakken.
  • U kunt verschillende taken in één keer als de mijlpaaltaken markeren. Selecteer de taken in de taaklijst, klik met de rechtermuisknop en selecteer Mijlpaaltaak. Mijlpaaltaken worden in het Gantt-diagram met het mijlpaalsymbool weergegeven.

    Als u meerdere taken selecteert en een of meerdere taken (maar niet alle) al mijlpaaltaken zijn, geeft de Taakmanager vóór het commando Mijlpaaltaak weer.

Tip:

U kunt een standaardwaarde instellen voor hoe afhankelijke taken worden verplaatst. Klik op> Taakinstellingen... om de waarde te selecteren. De standaardwaarde wordt in alle nieuwe taken gebruikt.

Een taakplanning te definiëren

U kunt een planning voor een taak plannen. U kunt zowel de start- als de einddatum definiëren of u kunt de startdatum en de lengte van de taak invoeren en de Taakmanager de einddatum laten berekenen.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Plannen.
  5. Selecteer de Planningmodus :
    • Vast begin en einde

      Als u objecten aan de taak toevoegt of objecten uit de taak verwijdert, wijzigt het productieniveau maar wijzigt de taaklengte niet.

    • Vast begin

      Als u objecten aan de taak toevoegt of objecten uit de taak verwijdert, wijzigt de taaklengte.

  6. Selecteer Geplande startdatum.
  7. Selecteer de Geplande einddatum of voer de Geplande lengte van de taak in.

    De geplande lengte wordt weergegeven in shifts die bijvoorbeeld werkdagen kunnen zijn. Ga naar> Werkvrije perioden... om een werkdag te definiëren. Wanneer u de geplande lengte invoert, berekent de Taakmanager de einddatum voor de taak.

    Als u de planningsmodus Vast begin gebruikt, kunt u de taaklengte in Geplande werkduur invoeren.

    De Taakmanager berekent automatisch de totale werklast, het productieniveau en de werkduur van de taak.

  8. Klik op OK.
Tip:

U kunt een standaardwaarde voor de planningsmodus instellen. Klik op> Taakinstellingen... om de waarde te selecteren. De standaardwaarde wordt in alle nieuwe taken gebruikt.

Tip:

U kunt ook de lengte van de taak in het Gantt-diagram wijzigen. Plaats de muisaanwijzer op de rand van de taakbalk in het Gantt-diagram. De muisaanwijzer verandert in een pijl met twee punten. Houd de linkermuisknop ingedrukt en sleep vervolgens de rand naar rechts of links.

Als u wilt controleren of de datums van subtaken binnen de datums van de overzichtstaak vallen, klikt u op> Datums controleren. De conflicterende datums worden weergegeven in rood.

De geplande datums van objecten in een taak beheren

U kunt de geplande duur beheren van de activiteiten die verband houden met elk object in een taak.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.

    Zorg ervoor dat er zich objecten in de taak bevinden en dat u taaktypen hebt gedefinieerd die aan de juiste gebruikersattributen voor geplande datums zijn gekoppeld.

  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Objecten.
  5. Klik op de functieknopom de geplande datums voor de objecten in de taak te berekenen.

    De berekende datums worden naar de corresponderende gebruikersattributen in de objecteigenschappen geschreven.

  6. Klik op OK.
Tip:

Als u de datums voor meerdere taken in één keer wilt berekenen, selecteert u de taken in de taaklijst en klikt u op.

Een taakplanning volgen

U kunt volgen hoe de voortgang van een taak verloopt door informatie over de werkelijke planning en voltooiing van de taak te definiëren.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Volgen.
  5. Selecteer de modus Volledigheid opsporen :
    • Automatisch

      Als er zich geen objecten in de taak bevinden, werkt Automatisch op dezelfde manier als de volgmodus Taakniveau.

      Als er zich objecten in de taak bevinden, werkt Automatisch op dezelfde manier als de volgmodus Objectniveau.

    • Taakniveau

      Definieer de werkelijke planning en de voltooiing voor de taak in de Taakmanager.

    • Objectniveau

      Definieer de werkelijke begin- en einddatum van afzonderlijke objecten in de objecteigenschappen in het model. De Taakmanager berekent de taaklengte en de taakvolledigheid.

      Wanneer u de datums van een object in het model wijzigt, moet u de taak in de Taakmanager verversen om ervoor te zorgen dat de gewijzigde datums in de Taakmanager worden weergegeven.

  6. Klik op OK.
Tip:

U kunt een standaardwaarde voor de eigenschap volledigheid opsporen instellen. Klik op> Taakinstellingen... om de waarde te selecteren. De standaardwaarde wordt in alle nieuwe taken gebruikt.

De volgorde van objecten in een taak definiëren

U kunt de volgorde waarin objecten in een taak worden opgeslagen definiëren en opslaan.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Objecten.
  5. Stel de volgorde van objecten als volgt in:
    1. Klik opom alle objecten in de tabel te selecteren of de objecten te selecteren die u wilt wijzigen.
    2. Klik op.

    De kolom Volgorde geeft de volgorde van de objecten weer.

    U kunt de volgorde ook instellen door de objecten in de gewenste volgorde in het model te selecteren. Selecteer objecten in de tabel, klik open selecteer de objecten in het model in de gewenste volgorde.

  6. Wijzig indien nodig de volgorde van de objecten in de tabel:
    • Versleep de objectrijen in de tabel handmatig tot ze in de gewenste volgorde staan.

      U kunt meerdere objectrijen tegelijk verslepen.

    • Klik op een tabelkolomkop om de objecten te sorteren.

      Druk op Ctrl en selecteer meer dan één kolomkop om de objecten op meerdere kolommen sorteren.

  7. Klik op OK.
Tip:

U kunt een volgorde in het model weergeven.

  1. Selecteer de objecten in de tabel.
  2. Voer in het vak naast de knop Afspelen de snelheid van de objectselectie in seconden in.

    Als u bijvoorbeeld 2 invoert, wacht Tekla Structures 2 seconden voordat het volgende object in de reeks wordt geselecteerd.

  3. Klik op.

De objecten worden in het model geselecteerd in dezelfde volgorde waarin ze op het tabblad Objecten staan. De objecten blijven in het model geselecteerd totdat u ergens in het model klikt.

Tip:

Als u de volgordegegevens in het model wilt weergeven, selecteert u een of meerdere objecten in de tabel en klikt u opof drukt u op Ctrl + D. De volgordegegevens worden op de geselecteerde objecten in het model weergegeven. 2-1 betekent bijvoorbeeld dat het object tot de tweede taak in de taaklijst behoort en dat het object het eerste object in de taak is.

U kunt de nummers in het model wissen door met de rechtermuisknop te klikken en Bijwerken venster te kiezen.

Wanneer u de insitu-werkorder of -werkgroepen binnen een taak definieert, kunt u de Organisator gebruiken voor het plannen van de juiste hoeveelheden voor elke groep of vracht.

Een afhankelijkheid tussen taken definiëren

U kunt in de Taakmanager verschillende typen afhankelijkheden tussen taken definiëren. U kunt een afhankelijkheid voor één taak tegelijk definiëren.

De afhankelijkheden worden in het Gantt-diagram weergegeven met pijlen. De pijl wijst naar de start of het einde van de andere taak, afhankelijk van hun relatie. Een taak kan ook afhankelijk zijn van een mijlpaal.

Een voorganger is een taak die vóór de afhankelijke taak voltooid moet zijn. U kunt ook een tijd tussen de taken definiëren, bijvoorbeeld dat taak 1 vijf dagen voordat taak 2 kan worden gestart, voltooid moet zijn. Het is niet mogelijk om in Taakmanager circulaire afhankelijkheid te maken.

U definieert als volgt een afhankelijkheid tussen taken:

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Afhankelijkheden.

    Als u meer dan één taak hebt geselecteerd, wordt het tabblad Taakinformatie... niet weergegeven.

  5. Selecteer de voorgaande taak in de lijst Taaknaam.

    U kunt de overzichtstaak van de huidige taak of een taak die al een afhankelijkheid met de huidige taak heeft niet selecteren.

  6. Selecteer een type afhankelijkheid in de lijst Type. De opties zijn:
    • Einde-begin (EB) : De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden gestart.

      U kunt een taakbalk ook naar een andere taakbalk in het Gantt-diagram slepen om een basisafhankelijkheid Einde-begin (EB) zonder vertragingsdagen tussen de taken te maken.

    • Begin-begin (BB) : De voorgaande taak moet zijn gestart voordat de afhankelijke taak kan worden gestart.
    • Einde-eind (EE) : De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid.
    • Begin-einde (BE) : De voorgaande taak moet zijn gestart voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid.
  7. Als u tussen de taken een vertraging wilt toevoegen, voert u in de lijst Achterstand een waarde in.

    Definieer de waarde op een schaal van 1 tot 100. De tijdseenheid van de vertraging is altijd dagen.

  8. Ga indien nodig naar het tabblad Algemeen en controleer of de instelling Verplaatsen met voorganger voor hoe de taken in het Gantt-diagram worden verplaatst geschikt is.
  9. Klik op OK.
Tip:

U kunt een afhankelijkheid ook in het Gantt-diagram wijzigen. Klik met de rechtermuisknop op een afhankelijkheidspijl en doe het volgende:

  • Selecteer een afhankelijkheid in de lijst.
  • Voer een nieuwe tussenwaarde in en druk op de Enter -toets.

De wijzigingen zijn onmiddellijk zichtbaar in het Gantt-diagram.

Extra informatie voor een taak definiëren

U kunt voor een taak extra gegevens in de Taakmanager definiëren, zoals koppelingen naar webpagina's, relevante documenten, projectplanningen en contracten.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Selecteer een taak in de takenlijst.
  3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie....
  4. Ga naar het tabblad Extra informatie.
  5. Klik op Toevoegen.
  6. Selecteer het bestand en klik op Openen.
  7. Voer indien nodig extra opmerkingen in het vak Opmerkingen toe.
  8. Klik op OK.

Een scenario maken

Taken worden opgenomen in scenario's. U kunt verschillende scenario's maken om bijvoorbeeld voor ontwerp-, fabricage- en montageplanningen alternatieve workflows te definiëren om u bij projectplanning te helpen. U kunt voor een eenvoudiger projectopvolging ook aparte weekscenario's maken.

  1. Als u de Taakmanager wilt openen, klikt op het lint op Beheren en vervolgens klikt u op Taken.
  2. Klik op.
  3. Klik op Toevoegen.

    De Taakmanager benoemt het nieuwe scenario als Scenario en voegt een volgnummer aan de naam toe, bijvoorbeeld Scenario 1. U kunt de naam van het scenario wijzigen.

  4. Klik op Openen om taken aan het nieuwe scenario toe te voegen.
  5. Klik opom een nieuwe taak te maken.
  6. Kopieer indien nodig taken van een ander scenario.
    1. Selecteer een scenario in de lijst met scenario's en klik op Openen.
    2. Selecteer de taken die u wilt kopiëren.

      De subtaken van de geselecteerde taken worden ook gekopieerd.

    3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Kopiëren of Zonder objecten kopiëren.
    4. Ga terug naar het nieuwe scenario, selecteer in de taaklijst een locatie voor de gekopieerde taken, klik met de rechtermuisknop en selecteer Plakken.

      Als u een locatie selecteert, worden de gekopieerde taken op hetzelfde niveau als de geselecteerde taak geplaatst. Als u geen locatie selecteert, worden de gekopieerde taken achter alle bestaande taken geplaatst.

Tip:

Als u de startdatums van het hele scenario in één keer wilt wijzigen, klikt u op> Startdatum van project wijzigen en selecteert u een nieuwe startdatum.

Als u een scenario wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op een scenario in de lijst met scenario's en klikt u op Verwijderen.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende