Naar een PDF-bestand, plotbestand of printer afdrukken

Tekla Structures
2018
Tekla Structures

Naar een PDF-bestand, plotbestand of printer afdrukken

U kunt tekeningen en geselecteerde afdrukgebieden afdrukken naar .pdf -bestanden, plotbestanden (.plt) die naar een plotter/printer of naar een printer moeten worden verzonden. U kunt ook de kleuren en de bijbehorende lijndiktes (pendiktes) in de afgedrukte tekeningen wijzigen.

  1. Klik in het menu Bestand op Afdrukken > Tekeningen afdrukken .
  2. Laad de gewenste afdrukinstellingen uit de instellingenlijst in de linkerbovenhoek.

    U kunt de instellingen ook een nieuwe naam geven. In dit geval moet u de nieuwe naam geven voordat u instellingen wijzigt, anders gaan uw wijzigingen verloren. Raadpleeg voor meer informatie over deze afdrukinstellingen Afdrukinstellingen en zoekvolgorde.

  3. Selecteer op de weergegeven Tekeningenlijst de tekeningen die u wilt afdrukken.

    Verouderde tekeningen worden gedetecteerd en u wordt gevraagd of u deze in de uitvoer wilt opnemen of niet.

    U kunt ook vergrendelde tekeningen afdrukken die up-to-date zijn. Als een vergrendelde tekening niet up-to-date is, kunt u deze niet openen of afdrukken en wordt er een mislukte afdruk gemeld. U kunt ontgrendelde tekeningen afdrukken tenzij de status van de tekening Oorspronkelijke onderdeel verwijderd is.

  4. Als u een voorbeeld van een tekening wilt weergeven, selecteert u deze in de lijst met tekeningen boven in het dialoogvenster Tekeningen afdrukken en klikt u op Klik hier om een voorbeeld te laden.

    De tekeningen worden één voor één in een voorbeeld weergegeven. Het voorbeeld geeft altijd de bijgewerkte tekeningen weer. Gebruik Volgende en Vorige om door de set geselecteerde tekeningen te scrollen.

  5. Selecteer de afdrukoptie:
    • PDF-bestand : converteert tekeningen naar PDF-indeling.
    • Printer : verzendt de tekeningen naar de geselecteerde printer.
    • Plotbestand : converteert tekeningen naar afdrukbestanden in een voor de geselecteerde printer geschikt formaat en slaat deze in een opgegeven locatie op.
  6. Definieer de afdrukinstellingen op het tabblad Opties. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de afdrukoptie die u hebt geselecteerd.
    Optie Omschrijving

    Bestandslocatie

    Voer de locatie voor het .pdf - of plotbestand in of gebruik Bladeren... om naar de map te bladeren.

    De map \Plotfiles onder de modelmap is de standaardwaarde.

    Open map wanneer voltooid

    Open de .pdf - of plotbestandmap in Windows Verkenner nadat de afdruk is gemaakt.

    Open map wanneer voltooid

    Open het .pdf -bestand nadat deze is gemaakt.

    Uitvoer naar één bestand

    Druk de geselecteerde tekeningen naar één enkel .pdf -bestand af.

    Als u deze optie niet selecteert, wordt elke tekening naar een eigen .pdf -bestand afgedrukt.

    Bestandsnaam

    Geef een naam aan een PDF-bestand. De bestandsnaam is verplicht als u naar één enkel bestand afdrukt.

    Bestandsextensie

    Specificeer een bestandsextensie voor het plotbestand. De standaard is plt.

    Bestandsprefix

    Bestandssuffix

    Voer een bepaalde prefix en/of suffix in de bestandsnaam in.

    Wanneer u een prefix of een suffix invoert, duidt het voorbeeld van de afdrukbestandsnaam onder de vakken Bestandsprefix en Bestandssuffix direct de wijziging aan.

    De afdrukbestandsnaam kan ook via een paar variabeleknoppen voor het aanpassen van afdrukbestandsnamen worden beheerd. Deze knoppen werken niet voor een enkelvoudig gecombineerd .pdf -bestand van meerdere tekeningen.

    Aanpassen aan pagina

    Pas de tekening aan een specifiek papierformaat aan.

    Schaal

    Dwing de afdruk naar een specifieke schaal.

    De waarde voor Schaal wordt rood als de tekening niet op de opgegeven sheet past.

    Centreer tekening op papier Centreer de tekening op de sheet (of sheets).

    Afdrukken op meerdere sheets

    Druk op meerdere sheets af en geef de richting van het afdrukken van de sheets op. Selecteer Links naar rechts, boven naar onder of Onder naar boven, rechts naar links.

    Selecteer een bepaald papierformaat wanneer u Afdrukken op meerdere sheets gebruikt.

    Papierformaat

    Definieer het papierformaat of gebruik de automatische grootte.

    Met de instelling Auto selecteert Tekla Structures het papierformaat dat het minste verspilde gebied heeft als de verschaalde afdruk aan het afdrukbare gebied op het papier wordt aangepast.

    Printers kunnen vaak niet op hele gebieden van een sheet afdrukken en laten randen over. Het afdrukbare gebied wordt voor de geselecteerde printer bepaald wanneer de optie Printer of Plotbestand wordt geselecteerd. Voor .pdf -bestanden is de printer onbekend, zodat de uitvoer aan de volledige sheet wordt aangepast. Bij het afdrukken van een .pdf bestaat echter hetzelfde probleem en de tekeninginhoud wordt aan het afdrukbare gebied van de gebruikte printer aangepast. Het afdrukbare gebied wordt met een witte achtergrond weergegeven en de niet-afdrukbare rand wordt in de onderstaande afbeelding grijs gearceerd weergegeven.

    Oriëntatie

    Definieer de oriëntatie of gebruik de automatische oriëntatie.

    De instelling Auto betekent dat de richting die de minste ruimte verspilt automatisch wordt geselecteerd.

    Kleur

    Selecteer of de uitvoer in Kleur , Zwart en wit of Grijswaarden moet zijn.

    Aantal kopieën

    Definieer het aantal af te drukken plotbestandkopieën of papieren kopieën.

    Verzamelen

    Verzamel de afdrukken wanneer u meerdere exemplaren afdrukt.

    Lettertypen insluiten

    Sluit de lettertypen in een .pdf -bestand in.

    Hierdoor bent u er zeker van dat lettertypen in een systeem waarop niet dezelfde lettertypen zijn geïnstalleerd, gereproduceerd kunnen worden, maar dit verhoogt ook de bestandsgrootte. In bepaalde gevallen kunnen lettertypen automatisch worden ingesloten. Als u niet-Latijnse lettertypen gebruikt, raden we u aan het insluiten te selecteren, anders wordt het .pdf -bestand mogelijk niet correct weergeven.

    Gebied selecteren

    Selecteer een rechthoekig gebied van een geopende tekening om alleen dat gebied weer te geven en af te drukken. Deze optie werkt alleen als u een tekening hebt geopend.

    Alle instellingen in het dialoogvenster werken ook wanneer deze optie wordt geselecteerd en u kunt bijvoorbeeld de oriëntatie, de lijndiktes en het papierformaat wijzigen.

    Gehele tekening weergeven

    Wanneer u een gebied met Gebied selecteren hebt geselecteerd, wordt de knop Gehele tekening weergeven weergegeven en kunt u deze gebruiken om de gehele tekening in het voorbeeld opnieuw weer te geven.

  7. Ga naar het tabblad Lijn eigenschappen om kleuren aan lijndiktes (pendiktes) toe te wijzen en de afdrukkleuren in te stellen.
    Optie Omschrijving

    Objectkleur

    Geeft de basisset van objectkleuren weer.

    Kleur op uitvoer

    • Stel de afdrukkleur in door in een kleurvak onder Kleur op uitvoer te klikken en een nieuwe kleur uit de weergegeven kleuren te selecteren. U kunt ook aangepaste kleuren definiëren.

    Een andere uitvoerkleur wordt vaak gebruikt als u slechts één of twee lijnen in kleur nodig hebt en de rest in zwart. De uitvoerkleuren worden in alle afdrukopties gebruikt (printer, plotbestand en PDF-bestand). De uitvoerkleuren worden opgeslagen naar en geladen uit de bestanden met afdrukinstellingen.

    De Kleur op uitvoer is alleen van toepassing als de optie Kleur in het dialoogvenster Kleur op het tabblad Opties op Tekeningen afdrukken is ingesteld.

    Raadpleeg voor instructies over hoe u de juiste lijndiktes in de modus Zwart en wit wilt weergeven Lijndikte in tekeningen.

    Lijndikte

    • Voer de lijndikte voor elke kleur in de vakken in.

    Lijndiktes worden uitgedrukt in een veelvoud van de waarde van de variabele XS_BASE_LINE_WIDTH. De standaardwaarde voor deze variabele is 0,01 mm. Pendikte 25 resulteert bijvoorbeeld in een lijndikte van 0,25 mm.

    In kleurentekeningen worden de lijnen met een verschillende lijndiktes weergegeven als de instelling Lijnbreedten printer in het menu Bestand > Instellingen is geselecteerd.

    U kunt in de onderdeel- of vormeigenschappen de kleur Onzichtbaar voor onderdelen en vormen in tekeningen definiëren. De kleur Onzichtbaar wordt niet in afdrukken, op papier of in .pdf -bestand weergegeven.

    Raadpleeg voor instructies over hoe u de juiste lijndiktes in de tekening in de modus Zwart en wit wilt weergeven Lijndikte in tekeningen.

    Kleuren opnieuw instellen

    U kunt de afdrukkleuren opnieuw instellen:

    • Als u een afzonderlijke uitvoerkleur opnieuw wilt instellen, klikt u op het bijbehorende kleurenvak Objectkleur. Het kleurenvak Kleur op uitvoer wordt gewijzigd zodat dit dezelfde kleur heeft.

    • Als u alle uitvoerkleuren opnieuw wilt instellen zodat ze hetzelfde als de objectkleuren zijn, klikt u op de knop Kleuren opnieuw instellen.

  8. Als u in Windows afdrukinstellingen voor een printer of voor een plotbestand moet wijzigen, klikt u op de knop Eigenschappen... en wijzigt u de benodigde instellingen.
  9. Sla uw afdrukinstellingen op door de knop Opslaan in de linkerbovenhoek te gebruiken.

    Raadpleeg voor meer informatie over de afdrukinstellingen en de zoekvolgorde Afdrukinstellingen en zoekvolgorde.

  10. Klik op Afdrukken om de tekeningen in .pdf -indeling of als plotbestand af te drukken of ze naar een printer te sturen volgens de instellingen die u in het dialoogvenster hebt gedefinieerd.

    Elke tekening wordt als aparte afdruktaak naar de printer verzonden.

    Alle afdrukfouten worden naar een logbestand in de modelmap geschreven: logs\DPMPrinter_ <username> .log.

Voorbeeld : afdrukken op meerdere sheets

In het onderstaande voorbeeld is de instelling Onder naar boven, rechts naar links geselecteerd. De nummers geven de afdrukvolgorde van de sheets aan.

In het volgende voorbeeld is de optie Links naar rechts, boven naar onder geselecteerd.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende