U kunt de gebruikersattributen wijzigen voordat u een tekening maakt.
- Klik op het tabblad Tekeningen & Lijsten op Tekening eigenschappen en selecteer een tekeningtype.
- Laad tekeningeigenschappen die zo dicht mogelijk aansluiten op degene die u nodig hebt.
- Onderdeel-, merk- en betontekeningen: Klik op Maken aanzicht , selecteer het aanzicht en de eigenschappen die u wilt wijzigen en klik op Venster eigenschappen.
- Klik op Gebruikersattributen.
- Voer op het tabblad Voortgang werk projectspecifieke informatie in die u wilt weergeven in tekeningen en in de Tekeningenlijst.
- Voer op het tabblad Parameters een eigen Commentaar in voor tekeningen, projecten, merken, onderdelen enzovoort.
- In de velden User field 1 tot en met User field 8 op het tabblad Parameters kunt u tekeningspecifieke informatie invoeren.
- Selecteer op het tabblad Titel of u projectspecifieke of tekeningspecifieke gegevens in het titelblok van de tekening wilt gebruiken.
Als u op Projectinstellingen gebruiken klikt, kunt u geen gegevens in de titelblokvelden invoeren.
- Als u Tekeninginstellingen gebruiken hebt geselecteerd, komen de titelblokvelden beschikbaar en u kunt de benodigde gegevens in de velden invoeren.
- Onderdeel-, merk- en betontekeningen: Klik op Opslaan om de aanzichteigenschappen op te slaan. Klik vervolgens op Sluiten om naar de tekeningeigenschappen terug te gaan.
- Overzichttekeningen: Klik op OK.
- Klik op Opslaan om de tekeningeigenschappen op te slaan, klik vervolgens op OK en maak de tekening.